De Veertigdagentijd is een bijzondere periode, die ons uitnodigt tot levensvernieuwing door gebed, vasten en het doen van giften aan de armen (wat met een klassiek woord ‘aalmoezen geven’ wordt genoemd). Dat het belangrijk is om te bidden, begrijpt iedere gelovige wel. Dat je de mensen in nood niet moet vergeten, snapt ieder mens die het hart op de goede plaats heeft. Maar dat vasten, wie doet dat nog? Is dat nog wel van deze tijd?
Niet het vasten wat Hij wil
Het vasten ontleent zijn waarde niet aan de prestatie, die door ons wordt geleverd. Als we het in die prestatiesfeer zouden zien en beleven, wordt het iets dat je gehááld hebt, wat je voor elkaar hebt gekregen, maar dan werkt het vasten juist averechts: het wordt een middel om jezelf te bevestigen en te kunnen constateren dat je het toch nog niet zo gek doet en dat je wel een schouderklopje verdient. Dan is het vasten eerder een weg van hoogmoed en zelfingenomenheid. Het klinkt misschien wat hard, maar dat is de weg van de oude Adam. Het is de houding waar God bij monde van de profeten vaak kritiek op uit (zie bijv. Jes. 58,1-9a - de eerste lezing van vrijdag na Aswoensdag). Ook Jezus kritiseert de houding van mensen die vooral uiterlijk vasten (vgl. Mt. 6,16-18): zij vasten en dus zijn ze geweldig en moet God zich wel over hen buigen en aan hen geven wat zij vragen. Zij menen dat zij door hun vasten een recht hebben op Gods gaven. Dan wordt het vasten een verdienmodel.
Vasten en goed doen
Maar het antwoord wat de Heer door de profeet Jesaja geeft, is: “Het vasten dat ik wens is...” en dan volgen allerlei werken van gerechtigheid, werken van barmhartigheid: afstand nemen van de zonde en liefdevolle zorg geven aan de armsten en geringsten. Dat zijn werken die wij uit onszelf niet zo gauw als vasten zouden zien. Wij zouden bij vasten aan iets heel anders denken, aan niet eten bijvoorbeeld, maar de Heer zegt met deze woorden dat juist die werken van liefde en gerechtigheid het vasten waardevol maken. En omgekeerd: door te vasten maken we ons leeg en klein voor God, niet zelf-vervuld (vgl. Ezra 8,21); dat kan ons helpen om meer oog te krijgen voor de armen en kleinen.
Teta Linek
Het gaat bij het vasten dus niet allereerst om het vergaren van verdiensten voor jezelf. De joodse romanschrijver Franz Werfel, die zich sterk met het katholieke geloof verbonden voelde, schreef over dit thema zijn roman “Der veruntreute Himmel”. Teta Linek, de hoofdfiguur in het boek, wist zich verzekerd van de hemel omdat zij altijd een priesterstudent ondersteund had met haar bijdragen, zodat die arme jongen kon studeren en toen hij eenmaal priester was voldoende had om van te kunnen leven.
Op een gegeven moment besloot zij die priester maar eens op te zoeken. Toen kwam zij erachter dat hij het seminarie lang geleden had verlaten, geen priester was geworden en van haar geld al jarenlang een nogal liederlijk leven leidde. Dit had zij bekostigd! Al die jaren had die man haar bedrogen en Teta was haar garantie op de hemel kwijt.
Teta besluit in haar wanhoop nu haar eeuwig heil zoveel gevaar liep, op bedevaart te gaan naar Rome. Tijdens de audiëntie van de pelgrims bij de al oude en niet meer heel gezonde paus Pius XI (het verhaal speelt zich rond 1938 af), wankelt de paus - de plaatsbekleder van Christus - juist als hij Teta passeert en zij schiet vol zorg en liefde hem te hulp en kan voorkomen dat de paus een lelijke val maakt. Kort daarna sterft Teta gelukkig en dankbaar. De boodschap is duidelijk: niet haar prestaties en verdiensten hebben haar gered, maar haar liefde voor God en de naaste. Zo is het ook met ons vasten: dat krijgt betekenis en inhoud doordat het gedragen wordt door de liefde voor God en de naaste. Het vasten krijgt betekenis door ons verlangen, onze liefde, doordat het ons opent voor God en voor elkaar.
Wat vasten met ons doet
Een meester houtbewerker werd eens gevraagd wat het geheim was achter een kunstwerk, houtsnijwerk van buitengewone schoonheid, dat hij had gemaakt. Hij antwoordde: “Ik heb gevast; na drie dagen vasten dacht ik niet meer aan de beloning of succes, na vijf dagen dacht ik niet meer aan lof of afkeuring, na zeven dagen merkte ik mijn lichaam niet meer en ik bekommerde mij niet meer om dingen die mij anders dwars kunnen zitten. En toen ik het goede hout gevonden had, zag ik daarin al de figuur die ik zou gaan maken. Door mijn ingekeerdheid ontmoette ik als het ware de in het hout verborgen gestalte en uit die ontmoeting kwam dit werk voort”. Vasten geeft ons een nieuwe kijk op alles.
Een vastenwens
Ik wens u een gezegende Veertigdagentijd! Dat ons vasten mogen dienen, ons pogen zal ondersteunen om dingen los te laten, ook onszelf en ons verlangen naar prestaties, om vrij te worden en open, goed en liefdevol voor anderen en in liefde verbonden met Jezus Christus, van wie wij in deze Veertigdagen- en passietijd het lijden, sterven en verrijzen gedenken.