De vakanties beginnen. Mensen verlangen naar vrijheid, zeker na de lange periode van beperkingen van de afgelopen tijd door het coronavirus. Veel mocht niet en dat gaf stress en eenzaamheid.
Het afgelopen anderhalf jaar ging het nog om een relatief geringe vrijheidsbeperking, tenminste als je die vergelijkt met de situatie van mensen die in kampen zitten of vervolgd worden. Toch heeft de ‘vrijheidsberoving’ op veel mensen zwaar gewogen en was die aanleiding tot veel discussies, protesten en rechtszaken. Vrijheid wordt dus heel belangrijk gevonden. En terecht! Maar wanneer zijn we eigenlijk werkelijk vrij?
Wat is vrijheid?
Dat is een vraag die je op meerdere niveaus kunt stellen en beantwoorden: er is vrijheid in de samenleving als je niet wordt belemmerd in je doen en laten (maar de vrijheid van de een is soms de onvrijheid van de ander) en er is een persoonlijke - innerlijke, geestelijke - vrijheid als je niet dwangmatig handelt, maar innerlijk vrij bent om iets wel of niet te doen. In sommige situaties zijn mensen onvrij door druk en dwang van buitenaf; veel mensen zijn zelf innerlijk niet vrij.
Doen waar je zin in hebt?
Vrijheid is niet dat je alles doet wat je prettig en leuk vindt. In feite leidt ‘doen waar je zin in hebt’ juist tot onvrijheid: een probleem in onze samenleving zijn de vele verslavingen aan drugs, drank, gokken, seks en pornografie, om maar een paar veel voorkomende te noemen. Die verslavingen zijn ‘onschuldig’ begonnen: één keer iets proberen, misschien uit nieuwsgierigheid, werd een patroon. Na eerste stappen te hebben gezet op zo’n weg, worden mensen minder vrij en wordt het moeilijker om eigen vrije keuzes te maken. Mensen die in de greep van een verslaving zijn geraakt, moeten veel missen: de focus raakt gericht op die eigen behoeften, er ontstaat een afhankelijkheid en dus onvrijheid.
Innerlijk onvrij?
Daarnaast zijn er dwanggedachten, dwangpatronen, psychische behoeften, driften, emoties. Die maken ons minder vrij. Sommige mensen voelen zich beoordeeld en veroordeeld, leven met negatieve gedachten over zichzelf en dat beïnvloedt hun denken en handelen en dus hun vrijheid. Het overkomt ons allemaal dat we weleens denken: dit of dat had ik beter anders kunnen zeggen of doen. Als we dat inzicht vruchtbaar kunnen maken door ervan te leren, is dat natuurlijk positief.
Reflectie en ons geweten helpen ons te groeien, als het goed is. Als het een negatieve gedachte is die ons verlamt (‘Ik ben niet goed’) kunnen we er niets mee. Die gedachte maakt ons onvrij en die klopt trouwens niet; want we zijn geschapen naar Gods beeld en gelijkenis! Dat lelijke stemmetje mogen we het zwijgen opleggen!
Een nieuw begin
Hulp vinden om uit een situatie van innerlijke onvrijheid te komen begint met (toegroeien naar) erkenning, onder ogen zien, erover praten (niet weg praten, niet het probleem kleineren, niet doen alsof het zo prima is). Dat is de eerste stap; wie die stap zet, is moedig. Die persoon kan weer vrij(er) worden. Ik denk dat we voor elkaar mogen bidden dat we met Gods hulp bevrijd mogen worden uit de gevangenis van het eigen ‘ik’.
We zijn werkelijk vrij vanuit de persoon die we werkelijk zijn: kind van God, beeld en gelijkenis van God
Verslaving is er niet alleen aan drugs of drank. Er zijn veel manieren waarop we verslaafd kunnen zijn en innerlijk niet vrij zijn. Verslaving is niet per se een kwestie van schuld; het is wel een uitnodiging om de verslaving te benoemen als probleem, de eigen wereld open te breken, te praten, eigen onmacht te aanvaarden en op weg te gaan naar een nieuwe vrijheid. Daarbij is het hart vol liefde van Jezus een bron van genade, evenals het liefdevol hart van de Vader die ons volledig aanvaardt als wij onszelf met al onze kleinheid in zijn armen werpen.
We kennen binnen onze kerk mensen die geestelijke leiding geven. De priesters - maar zij niet alleen - zijn daar bijzonder toe geroepen, omdat zij ook het sacrament van vergeving (de biecht) kunnen geven en als priester geroepen zijn om Gods goede Vaderhart te laten zien.
Ruimte voor een roeping
Echte vrijheid heeft te maken met een ruimte die we ervaren om iets niet of wel te kunnen zeggen, doen of denken. Wie offers kan brengen, er voor anderen kan zijn, zichzelf kan ‘vergeten’, is vrijer dan wie dat niet kan; voor wie dat niet kan, is de weg naar veel keuzes
al geblokkeerd. En de keuzes die we maken, maken ons vrijer of juist meer onvrij. De evangelist Johannes en de apostel Paulus hebben het daarom over “slaaf zijn van de zonde” en “vrij zijn in Christus” (vgl. bijvoorbeeld Rom. 8,1-17; Joh. 8,32-36). We zijn vrij als onze keuzes en onze ervaringen ons niet tot slaaf hebben gemaakt. We zijn werkelijk vrij als we innerlijk vrij zijn om te leven, te denken, handelen en spreken vanuit de persoon die we werkelijk zijn: kind van God, beeld en gelijkenis van God. Wat zijn we wonderlijk en mooi gemaakt en wat hebben we een mooie roeping!
De samenleving gaat langzaam weer open. Hopelijk zal die positieve lijn kunnen worden doorgezet. We hebben naar die vrijheid uitgezien. Maar de echte vrijheid zit van binnen...