De kerk in brand
Letterlijk en figuurlijk
gepubliceerd: dinsdag, 2 oktober 2018
Zaterdag 15 september, de dag waarop de Kerk de gedachtenis viert van Maria, Moeder van Smarten, was wel een heel enerverende dag.
Ik had het voor mezelf gepland als een stille dag van bezinning, maar werd plotseling opgeschrikt door het bericht dat de Urbanuskerk in Bovenkerk (Amstelveen) juist op deze dag vrijwel geheel was afgebrand. Alleen de toren stond nog. Na de brand in Nibbixwoud enkele jaren geleden, en dit voorjaar in Limmen, stond nu opnieuw een kerk in ons bisdom in vlammen. Een jarenlange restauratie was net afgerond. Met onder andere een orgelconcert zou dit op deze dag gevierd worden. Het liep anders. Een bizarre ontwikkeling. Het is alsof de duvel ermee speelt, zeggen we dan. Wie weet. Het doet me vooral verdriet voor al die mensen die met grote inzet hebben gewerkt om de ingrijpende renovatie mogelijk te maken, en nu al hun werk verwoest zien. Toen ik die zondag Bovenkerk bezocht, trof ik bij velen een grote verslagenheid aan. Ik leef met hen mee.
Opnieuw het kindermisbruik
Diezelfde zaterdag werd me ook een NRC-artikel toegezonden over het kindermisbruik in de Nederlandse Kerk. Ook al worden enkele feiten door sommigen anders gezien, het doet niets af aan het feit dat het misbruik grote wonden heeft geslagen in het leven van de slachtoffers, en ook in de Kerk zelf. Veel gelovigen zijn teleurgesteld. Sommigen haken af, en hangen hun kerklidmaatschap of zelfs hun geloof aan de kapstok. Het is begrijpelijk, maar toch niet helemaal terecht. Ik zou hen willen toeroepen: laat je geloof, je band met God en ook met zijn Kerk, niet alleen afhangen van mensen. Ook al vervullen de meeste priesters en bisschoppen hun ambt met grote trouw en inzet, zij blijven mensen en maken fouten, soms kleine fouten, soms grotere, en heel soms zijn ook herders gevallen in zeer groot kwaad, zoals het misbruiken van kinderen. Ook herders hebben verlossing nodig, en zullen geoordeeld worden. De enige volmaakte herder is de Heer zelf. “Ik ben de Goede herder”, zegt Hij zelf, “Ik ken mijn schapen, en de mijnen kennen Mij”. Alle eeuwen door leidt Hij zijn Kerk door de Geest. Waar het kan werkt Hij op bijzondere wijze door zijn aardse herders. Waar deze kanalen gesloten zijn, of vertroebeld, zoekt Hij andere wegen.
Maria als evangelist
In deze Mariamaand moest ik daarbij denken aan de Maagd van Guadeloupe in Mexico. In de zestiende eeuw had het christendom wel post gevat in Amerika, maar de missionering stokte. De Europese veroveraars hadden grof geweld gebruikt tegen de inheemse bevolking, en velen tot slaaf gemaakt. Ook de Kerk had fouten gemaakt. Sommigen, zoals bisschop Bartelomé de las Casas, protesteerden heftig tegen de harde behandeling van de indiaanse bevolking. Anderen lieten het toe, of hadden het zelfs ondersteund. Vele Azteken konden ook daarom het christelijk geloof niet aanvaarden. Toen greep de Heer zelf in, en stuurde zijn Moeder. Zij toonde
wel respect voor de inheemse bevolking. Ten noorden van Mexico Stad, op een heuvel in het plaatsje Tepeyak, verschijnt zij aan een eenvoudige indiaan, Juan Diego, en spreekt hem toe in zijn moedertaal. Zij is gekleed als Azteekse prinses. Ze noemt zichzelf in de lokale taal met woorden, die zoiets betekenen als “zij die de kop van de slang vertrapt”. De naam Guadeloupe is hiervan afgeleid. De plaatselijke Spaanse bisschop vroeg bewijzen. Maria stuurt Juan naar hem terug en maakte de ongelovige bisschop beschaamd door op het kleed van Juan Diego op miraculeuze wijze haar afbeelding te laten verschijnen. Deze wordt nog steeds wereldwijd vereerd, en is bron van talloze mirakels. U moet zelf maar eens googlen, als het u interesseert. Niet door de kerkelijke leiders, maar door dit gebeuren kwamen miljoenen indianen tot geloof, en uiteindelijk ook tot de Kerk. Maria van Guadeloupe is officieel patrones van geheel Latijns Amerika, en Juan Diego heilig verklaard.
De Heer werkt zelf door zijn Geest
Maar ook in onze tijd werkt de Heer zelf door zijn Geest. Mensen verlaten de Kerk, anderen treden toe. Zelden door evangelisatieacties van de Kerk, maar vooral door ervaringen met God in hun eigen leven. Toen ik laatst in Amsterdam liep werd ik aangesproken door een groepje jongeren. “Gelooft u nou echt dat God bestaat?”, riepen ze me plompverloren toe. “Ja”, heb ik geantwoord, daarvan ben ik zeker. God bestaat. Zijn wezen is liefde. Hij is mens geworden om ons nabij te zijn, om onze zonden te vergeven en onze wonden te helen. Hij wacht ook op jullie. Het was een korte catechese, maar miste nog wat overtuigingskracht. Die werd gegeven door een jonge man, die het gehoord had en er bij kwam staan. “Ook ik geloof in God”, zei hij, “ik heb veel meegemaakt, en wilde niet meer leven. Toen is Jezus me in een droom verschenen. Mijn hart is nu vol vrede en vreugde”. De groep was enigszins uit het veld geslagen. Toen ze wegliepen, riep er een nog: “Ik zou graag geloven dat het waar was”.
Ik denk dat de verkondiging in deze tijd, in een gewonde wereld en een gewonde Kerk, bescheiden moet zijn. Ambtsdrager of gelovige, we moeten niet wijzen op onszelf of op onze gemeenschap en structuren, maar alleen op Christus. En op haar, die altijd alleen wijst op haar Zoon, ‘de Weg, de Waarheid en het Leven’, voor alle mensen, voor tijd en eeuwigheid.
+ Mgr. dr. Jozef M. Punt
Bisschop van Bisdom Haarlem-Amsterdam