In de hemel
gepubliceerd: donderdag, 4 juli 2013
In dit “jaar van het geloof” overwegen we het laatste artikel van de geloofsbelijdenis: “Ik geloof in ... de verrijzenis van het lichaam en het eeuwig leven...”.
We gaan dood...
Er is één harde werkelijkheid die voor ieder van ons geldt: we gaan dood. Totaal verschillend daarentegen is hoe mensen dit beleven: als het onherroepelijk einde of als een poort naar een nieuw en beter leven. Uiteindelijk maakt dat het verschil, niet alleen van het sterven en de dood, maar ook van alles wat daarvóór komt. Alles wat je doet en beleeft staat in een ander perspectief.
Is er ooit iemand teruggekomen?
Verschillende keren heb ik gesproken met mensen die een bijna-dood-ervaring hadden gehad. Hun verhalen leken vaak sterk op elkaar: ze zagen een licht, ervoeren een warmte, een thuiskomen, een geborgenheid en meestal vonden ze het moeilijk om die ervaring te moeten verlaten en het aardse leven weer op te pakken. Maar meestal noemden ze dan één groot voordeel: “Ik ben niet meer bang voor de dood”.
Ook heb ik vaker mensen ontmoet die na de dood van een geliefd iemand nog iets van een teken kregen dat het goed was met die persoon. Een niet-gelovige vader zag de dag na de begrafenis van zijn zoontje dit kind voor zich in een hoek van de kamer. Het jochie keek tevreden, gelukkig en het lukte die vader niet om nog langer ongelovig te blijven, nu hij dit had meegemaakt. Hij was er zeer door getroost.
Als mensen zeggen dat ik niet kan weten dat er een hemel bestaat omdat er nog nooit iemand is terug gekomen, antwoord ik dan ook dat dit zeer betrekkelijk is: veel mensen hebben een ervaring opgedaan van het eeuwig leven, van de hemel, al vinden ze het vaak een te kwetsbaar thema om er zomaar over te spreken.
Toch is dit misschien wel het belangrijkste punt van ons geloof! De apostel Paulus schrijft het al: “Als er geen opstanding van de doden bestaat, is ook Christus niet verrezen. En als Christus niet verrezen is, is uw geloof zonder inhoud” (1 Kor. 15, 13-14).
Hemel, hel en vagevuur...
We moeten het eeuwig leven niet te veel in onze aardse categorieën van tijd en ruimte zien. De hemel is niet een grote feestzaal waar we aan lange tafels zitten om met gouden lepels van gouden borden te eten, maar het is bij Christus zijn, God zien, zoals Hij is, van aangezicht tot aangezicht (1Jo. 3,2; 1Kor. 13,12; Apc. 22,4). Het gaat eigenlijk ieder menselijk voorstellingsvermogen te boven, we weten alleen dat daar voor kwaad en zonde, lijden en dood geen plaats meer is, dat alles zuiver en mooi is, maar dat betekent niet dat je “dus” naar de hel gaat als je bij je dood nog een onvolmaakte mens bent met gevoelens van jaloezie, haat, verkeerde lust, hebzucht en ga zo maar door. Gods liefde zal ons zuiveren en louteren, wij hoeven die liefde alleen maar van harte te willen ontvangen. Die loutering is wat wij wel “het vagevuur” noemen, maar wat in het Latijn “purgatorium”(zuivering) heet. Ook dat is niet zozeer een plaats als wel een proces waarin wij de overleden kunnen bijstaan door ons gebed voor hen en doordat wij de Mis voor hen opdragen.
Loop met vertrouwen...
De bijbel spreekt nog van de verrijzenis van het lichaam aan het einde der tijden. We belijden dat telkens weer opnieuw in de geloofsbelijdenis, maar het blijft een moeilijk punt. Hoe kan het dat ieder mens weer een lichaam krijgt? Wordt het niet te vol in de hemel? En je lichaam is aan het einde der tijden toch allang tot stof vergaan? Maar we moeten niet te menselijk, te “aards” denken. Het gaat om een verheerlijkt lichaam, een geestelijk lichaam, zegt de Schrift (Fil. 3,21; 1 Kor. 15,44) en dit gaat ons begrip te boven.
We lezen in het evangelie dat Christus met en verheerlijkt lichaam verrezen is en zo verschijnt aan de apostelen, die Hem mogen aanraken en Hem zien eten. Maar uiteindelijk is de verrijzenis van het lichaam een groot en ondoorgrondelijk mysterie. Ik geloof dat het de kerkvader Augustinus was die ooit een kind de opdracht gaf de zee met een emmertje in een kuiltje op het strand te doen. Toen het kind begon te klagen dat dit echt niet mogelijk was, antwoordde de kerkvader dat het net zo min mogelijk was de grootheid van God te doorgronden.
Maar je zou ons ook kunnen vergelijken met een heel klein kind dat nog maar net een beetje kan lopen aan de hand van zijn vader. Het kind begrijpt (nog) niet wat die vader zegt, bedoelt en doet. Dat kind is klein en beperkt maar het moet aan de hand van die vader leren lopen met vertrouwen.... Dat geldt eigenlijk ook wel voor ieder van ons: loop met vertrouwen aan de hand van je hemelse Vader. Hij brengt je weer thuis.
Maar ook al kunnen we veel nog niet begrijpen, toch gaat af en toe de hemel al een beetje voor ons open, hier op aarde al: soms krijg je een knipoog van de hemel...
mgr. dr. Jan Hendriks
titulair bisschop van Arsacal
Hulpbisschop van Haarlem-Amsterdam