Voortgang synode
Mgr. mr. drs. Th.C.M. Hoogenboom neemt deel aan de tweede zitting van de 16e gewone algemene Bisschoppensynode ‘Voor een synodale Kerk: communio, participatio, missio.’ In de derde week van het synodetraject deelt hij in een aantal persoonlijke notities en foto’s zijn ervaringen tot nu toe. U leest zijn verslag hieronder:
Een herhaling van zetten?
Inmiddels ben ik nu meer dan drie weken in Rome om deel te nemen aan de tweede zitting van deze Bisschoppensynode. Soms vraagt men mij of de tweede zitting niet grotendeels een herhaling is van de eerste zitting. Dat is echter maar zeer ten dele het geval. Vorig jaar, tijdens de eerste zitting van de synode, stonden vooral vragen centraal naar het ‘wat’: Wat is synodaliteit? Wat bedoelen we met de zending van de Kerk in de wereld van vandaag? De centrale vraag die tijdens deze tweede zitting centraal staat is: ‘Hoe kunnen we een meer synodale en missionaire Kerk zijn?’ De vragen tijdens de gesprekken cirkelen dus meer rond het ‘hoe?’, ‘waar?’ en ‘wanneer?’ van synodaliteit in de Kerk.
De synodeleden worden uitgenodigd om te spreken over de vraag: ‘Hoe kunnen we als leerlingen van de Heer individueel en gezamenlijk, ieder vanuit zijn/haar eigen plaats en verantwoordelijkheid in de Kerk en met gebruikmaking van de verscheidenheid van genadegaven die de Heilige Geest ons zo overvloedig geschonken heeft in de wereld getuigen van de verrezen Heer en Zijn Evangelie?’
Deze vraag is uitgewerkt in het Instrumentum Laboris (het werkdocument dat de leidraad is voor de synodale gesprekken) waarvan de respectievelijke hoofdstukken leidraad zijn voor het ‘gesprek in de Geest’ tijdens de synode. Over de methodiek van deze gespreksvorm heb ik eerder geschreven.
In de gesprekken aan de synodetafels merk ik dat het nog niet zo eenvoudig is om antwoord te geven op de vraag ‘hoe?’, ‘waar?’ en ‘wanneer?’ de Kerk heel concreet meer synodaal en missionair kan worden. Ik merk wel dat ik als ‘nuchtere Nederlander’ tijdens het ‘gesprek in de Geest’ niet zelden wat praktischer over bovengenoemde vragen denk en spreek dan ‘gespreksgenoten in de Geest’ afkomstig uit andere landen en culturen.
Een synodale, missionaire, maar ook vergrijzende Kerk
Zo heb ik tijdens de eerste zitting van de synode en ook dit jaar weer in mijn bijdragen benadrukt dat synodaliteit begrepen als samen op weg zijn met de Heer ook betekent dat de Bisschoppensynode zich rekenschap moet geven dat de Kerk op meerdere plaatsen in onze wereld om allerlei redenen een Kerk van hoofdzakelijk ouderen is geworden. Een van de redenen daarvoor is zeker ook de ‘demografische winter’ in landen (niet alleen Europese!) met sterk dalende geboortecijfers. Het verbaast mij zeer dat ik daar tijdens de twee zittingen van de synode bijna niemand over heb gehoord. Daarom heb ik er ook voor gepleit dat de synode een woord van bemoediging en troost spreekt voor de oudere katholieke gelovigen die met lede ogen moeten aanzien dat veel van wat hen zo geliefd en vertrouwd is verloren gaat. Talloze malen hebben synodeleden uit alle werelddelen mij gezegd dat zij dankbaar zijn voor de vele missionarissen die Nederland heeft voortgebracht. Daarom heb ik gezegd dat de synode aan zichzelf verplicht is aandacht te besteden aan de vraag hoe de vele oudere mannelijke en vrouwelijke religieuzen die hun leven in dienst van de Kerk hebben gesteld op een waardige wijze als religieuzen hun ouderdom kunnen beleven. Wat zou het mooi zijn als de synode een woord van waardering zou uitspreken voor de ouderen die bijdragen aan de synodale gestalte van de missionaire Kerk doordat zij dag in dag uit bidden voor de zending van de Kerk, de nieuwe evangelisatie en de vele noden in de Kerk en de wereld! Ik koester de stille hoop dat het slotdocument daar een passage aan zal wijden.
Synodaliteit en de initiatiesacramenten
Tijdens de synode hebben we ook gesproken over de zogenaamde initiatiesacramenten van de Kerk (doop, vormsel en Eucharistie). In mijn toespraakje van drie minuten voor alle synodeleden (ongeveer 365 personen) heb ik ervoor gepleit om geloofsopvoeding te verbinden met kerkelijke socialisatie. Dat wil zeggen om catechese breder te doen zijn dan slechts het geven van godsdienstlessen die alleen maar het verstand en niet de hele menselijke persoon aanspreken. Ik heb gezegd dat in een synodale missionaire Kerk kinderen, jongeren en volwassenen die toetreden tot de Kerk veel meer actief betrokken moeten worden door godsdienstige vorming in de geloofsgemeenschap die de hele menselijke persoon (hoofd, hart en handen) raakt. Dit kan geschieden door een aansprekende liturgie, door samen op bedevaart te gaan, door in vormselprojecten aandacht te besteden aan het omzien naar de armen, door jonge gezinnen te verwelkomen op gezinszondagen. Mijn boodschap in de plenaire vergadering was: Religieuze opvoeding in de synodale missionaire Kerk van de 21ste eeuw gebeurt pas echt door ‘religieuze socialisatie’ die de hele menselijke persoon betreft, dat wil zeggen door gelovigen het Kerk-zijn te laten ervaren in liturgie en gebed, in catechese en geloofsgesprek, door hen te vormen tot getuigen van de liefde van Christus in caritas en diaconie. Met andere woorden; vorming van gedoopten zal altijd ten doel moeten hebben om hen toe te rusten voor de zending die de Heer hun geeft.
De betekenis van de geestelijke en lichamelijke werken van barmhartigheid voor een synodale missionaire Kerk
Tijdens mijn toespraakje in de plenaire vergadering van de synode heb ik in het bijzijn van paus Franciscus met een verwijzing naar het Heilig Jaar van de Barmhartigheid (dat de Katholieke Kerk in 2015-2016 heeft gevierd), ook aandacht gevraagd voor de grote betekenis van de zogenaamde lichamelijke en geestelijke werken van barmhartigheid voor een synodale en missionaire Kerk. Deze werken van barmhartigheid hebben immers diepe wortels in de Heilige Schrift en de Levende Traditie van de Kerk en zijn een zeer praktische invulling van de liefde tot God en de naaste waartoe de Heer ons oproept. Het zijn daden van naastenliefde waardoor we onze medemens te hulp komen in zijn/haar lichamelijke en geestelijke noden. Bij geestelijke werken van barmhartigheid gaat het om onderricht geven, goede raad verstrekken, troost brengen, moed inspreken, vergiffenis schenken en onrecht geduldig verdragen. De lichamelijke werken van barmhartigheid zijn: de hongerigen spijzen, de dorstigen laven, de vreemdelingen herbergen, de naakten kleden, de zieken en de gevangenen bezoeken, de doden begraven.
“Brandde ons hart niet in ons, terwijl Hij onderweg met ons sprak en ons de Schriften ontsloot?” (Luc. 24, 32)
Waar het gaat om het ‘onderscheiden in de Geest’ merk ik in de gesprekken dat het streven naar consensus er niet in bestaat om de kleinste gemene deler op te zoeken. Het gaat er veeleer om door in het luisteren naar Gods Woord en de Levende Traditie van de Kerk, door in het aandachtig luisteren naar elkaar en door het duiden van de tekenen van deze tijd in het licht van ons geloof te ervaren wat de harten van de gespreksgenoten het meest doet branden. Dat merk je zo af en toe ook als een interventie in de synodevergadering een stormachtig applaus teweegbrengt.
Dat geschiedde bijvoorbeeld toen een van de Afrikaanse vrouwelijke synodeleden vaststelde dat in Afrika op heel veel plaatsen de godsdienstvrijheid wordt bedreigd en katholieke scholen in het gedrang komen omdat zij door regeringen op grond van gender-ideologie gehinderd worden in integrale menselijke vorming van kinderen en het geven van godsdienstonderricht volgens de leer van de Katholieke Kerk. Deze vaststelling ging gepaard met een oproep dat katholieke scholen tegen de stroom van de tijd blijven getuigen van Christus en Zijn Evangelie.
Overigens wil dit alles niet zeggen dat er onder de synodeleden een en al overeenstemming is over de vele thema’s die het Instrumentum Laboris aansnijdt; dat zeker niet.
Een voorbeeld: Dezer dagen merkte ik dat de vraag hoe in processen van besluitvoorbereiding en besluitvorming in de Kerk het aandeel van leken (die immers delen in het gemeenschappelijk priesterschap van alle gedoopten) zich verhoudt tot de rol van de bisschop zeker verdere verdieping behoeft.
Een ander voorbeeld: De Bisschoppenconferentie van de Verenigde Staten verklaarde voorafgaand aan de huidige synodebijeenkomst: “Onze dankbaarheid voor deze synodale tocht is diepgaand. [...] Er blijven echter spanningen bestaan, die een voortdurende reflectie en dialoog vereisen, in overeenstemming met paus Franciscus’ concept van een cultuur van ontmoeting. Maar deze spanningen verbreken de gemeenschap van naastenliefde in de Kerk niet.” (IL, Inleiding).
Synodaal Kerk-zijn heeft gelet op het bovenstaande ook de dimensie van, als het moeilijk wordt, het als vrienden van de Heer met elkaar uithouden en voortgaan in Zijn voetspoor. Die ervaring deden ook Petrus en de andere apostelen reeds op; er is ook wat dat betreft helemaal niets nieuws onder de zon in de synode-aula.
Waarheid en kerkelijke eenheid in verscheidenheid
Het Instrumentum Laboris verklaart: “Onze ervaring heeft aangetoond dat het op gang brengen van het synodale proces in de lokale kerken de eenheid van de hele Kerk niet ondermijnt, maar juist de verscheidenheid en universaliteit van het volk van God gestalte geeft (...)” (IL, nr. 87). Ook deze passage geeft veel stof tot discussie. Het Instrumentum Laboris doet in nr. 97 het volgende voorstel: “Het erkennen van Bisschoppenconferenties als kerkelijke entiteiten met leerstellige autoriteit, rekening houdend met de socio-culturele diversiteit binnen de context van een Kerk met veel gezichten en de waardering van liturgische, disciplinaire, theologische en spirituele uitdrukkingen die passen bij de verschillende socio-culturele contexten.” Het gaat ten diepste over de vraag hoe in de universele Kerk waarheid en eenheid in culturele verscheidenheid zich tot elkaar verhouden.
Het theologische gesprek hieromtrent zal ook na deze Bisschoppensynode voortgaan, zeker omdat heel wat synodeleden, waaronder ik zelf, vrezen voor verwatering van de verkondiging van de boodschap van het Evangelie indien de waarheid hiervan naar tijd en plaats door het leergezag van de Kerk wordt gerelativeerd, met als gevolg verwarring onder de leden van het Godsvolk.
Volgend jaar is het 1.700 jaar geleden dat de geloofsbelijdenis van Nicea werd afgekondigd. De Katholieke Kerk is volgens deze geloofsbelijdenis één, heilig, katholiek en apostolisch. In alle synodale gesprekken gaat het om de kernvraag wat de eenheid in Christus, die de Weg, de Waarheid en het Leven is, betekent voor de Katholieke Kerk die van Hem de zending heeft ontvangen om wereldwijd Zijn Evangelie te verkondigen in zeer verschillende en sterk veranderende sociale en culturele contexten. Dat vraagt van de synodeleden om in de Geest aandachtig te luisteren naar Gods Woord en zich rekenschap te geven van de Levende Traditie van de Kerk om zo de tekenen van de tijd goed te kunnen verstaan. Als ik op mijn hotelkamer de synodale gesprekken voorbereid, grijp ik graag terug naar de geschriften van paus Benedictus XVI, die een grote passie had voor de bevordering van de eenheid van Kerk, gedragen door de samenhang met de waarheid en liefde in Christus.
De synodale Kerk als oefenschool in geduld
Het Instrumentum Laboris stelt: “Zonder zichtbare veranderingen zal de visie van een synodale Kerk niet overtuigend zijn” (IL, nr. 71). In deze zin kan een zeker ongeduld worden geproefd. Tegelijkertijd merk ik op dat er door synodeleden heel verschillend wordt gedacht over de vraag of en zo ja, welke zichtbare veranderingen wenselijk zijn en op welke termijn. In de werkgroep waarvan ik deel uitmaak, heb ik naar voren gebracht dat het bij het onderscheiden in de Geest nodig is om niet alleen stil te staan bij de vraag of iets kan of moet veranderen in de Kerk maar zo ja ook wanneer het gelovig / bijbels theologisch gezien het geschikte of gunstige moment daarvoor is (kairos). De synodale Kerk heeft ook de gestalte van een oefenschool in geduld. Immers: geduld is bijbels gezien een kenmerk van wijsheid, een vrucht van de Geest, eigen aan allen die in Christus geloven.
Wat betekent werkelijke vernieuwing in een synodale Kerk?
In het Instrumentum Laboris komt het woord ‘vernieuwing’ zeven keer voor. Maar wat wordt daarmee eigenlijk bedoeld? Een actueel voorbeeld verduidelijkt dat misschien. Al wie de Sint Pietersbasiliek betreedt, wordt getroffen door het zogenaamde ‘baldakijn van Bernini’, dat zich bevindt boven het graf van de heilige apostel Petrus. Het werd naar een idee van Carlo Moderna in 1624-1633 gebouwd door Gianlorenzo Bernini met de bedoeling om aldus de innige band te symboliseren tussen het apostelgraf en de basiliek.
Om tijdens het Heilig Jaar 2025 de vele miljoenen pelgrims zo mooi mogelijk in de Sint-Pieter te ontvangen, staat nu het baldakijn van Bernini helemaal in de steigers. Restaurateurs verwijderen met engelengeduld de vele waslagen die in loop der eeuwen op het koper zijn aangebracht om roest tegen te gaan. We moeten nog even geduld oefenen maar binnenkort zal het baldakijn van Bernini in zijn oorspronkelijke glorie hersteld zijn. Zo is er in de Kerk telkens weer vernieuwing en continuïteit. Werkelijke vernieuwing in de Kerk zal altijd weer haar oorsprong vinden in het opnieuw ontdekken en/of oppoetsen wat allang behoorde tot de geloofsschatten van de Kerk maar dat om allerlei redenen wat op de achtergrond is geraakt of zelfs vergeten is. Het synodaal proces waartoe paus Franciscus in 2021 het initiatief heeft genomen, is zo beschouwd zeker niet iets geheel nieuws in de Kerk: het is veeleer een hartelijke uitnodiging om de synodaliteit die eigen is aan de Kerk en die sinds Bijbelse tijden tot haar wezen behoort onder aanroeping van de Heilige Geest verder te doordenken, ook voor wat dit heel praktisch gezien betekent voor de Kerk als gemeenschap van gedoopten in de Drie-ene God, die haar zending in de wereld heeft ontvangen van de verrezen Heer.
Het Tweede Vaticaans Concilie (1962-1965) dat dezer dagen 62 jaar geleden door paus Johannes XXIII werd geopend, is ondenkbaar zonder de ‘herbronning’ die in de jaren daarvoor al begonnen was. De concilievaders gingen te rade bij de oudste christelijke bronnen: de Heilige Schrift en de Kerkvaders. Die herbronning is zeker ook wezenlijk voor het synodaal proces waartoe paus Franciscus in 2021 de aanzet heeft gegeven. Het synodaal proces zal alleen maar rijke vruchten dragen indien en voor zover het werkelijk wordt geïnspireerd door de Heilige Schrift en de levende Traditie van de Kerk.
Luisteren naar Oosterse Kerken
Tijdens het middageten in het ‘Domus Romanus Sacerdotalis’, het Romeinse huis vlak bij het Sint Pietersplein waar ik met vele synodeleden (bisschoppen, lekengelovigen, religieuzen) verblijf, heb ik lang gesproken met Ibrahim Isaac Sidrak die in 2013 door de synode van de Koptisch-Katholieke Kerk werd gekozen als patriarch van Alexandrië in Egypte. Ik sprak met hem over het feit dat de synode ook een belangrijk moment is voor leden van de Latijnse Katholieke Kerk om meer kennis te krijgen van de rijke geschiedenis, de geloofstraditie en de liturgie - niet alleen van de Oosters-Katholieke Kerken, maar ook van de Orthodoxe Kerken en de Oosters-Orthodoxe Kerken. Afgelopen week bijvoorbeeld vierden de synodeleden en vele anderen in het koor van de Sint-Pietersbasiliek de Eucharistie in de Syro-Antiocheense Maronitische ritus met als hoofdcelebrant een Libanese bisschop.
“We kunnen een Kerk niet begrijpen zonder vrouwen” - Paus Franciscus
In het Instrumentum Laboris komt het woord ‘vrouw’ maar liefst 43 keer voor. Het was dan ook wel te verwachten dat tijdens de synode het brede thema van de rol en betekenis van de vrouw in de Kerk een belangrijk gespreksonderwerp zou worden. In een aantal landen (waaronder Nederland) spitste dit thema zich sinds het begin van het synodaal proces in 2021 onder meer toe op de vraag of vrouwen kunnen worden toegelaten tot de diakenwijding. Echter volgens het Instrumentum Laboris (nr. 17) is dit geen thema van de tweede zitting van de synode. Het Instrumentum Laboris stelt dat de theologische gedachtenvorming over genoemde vraag wordt voortgezet in een studiegroep, die rekening zal houden met de resultaten van de twee studiecommissies die zich eerder met het onderwerp hebben beziggehouden. Deze week verklaarde kardinaal Fernández, prefect van het Dicasterie voor de Geloofsleer en voorzitter van de genoemde studiegroep echter: “We weten dat de Heilige Vader heeft gezegd dat de kwestie van de diakenwijding van de vrouw op dit moment niet rijp is en hij heeft gevraagd dat we deze mogelijkheid nu niet overwegen (...)”. Op donderdag 24 oktober geeft de kardinaal daaromtrent nadere uitleg aan de synodeleden en daar ben ik zeker bij.
De geschetste ontwikkeling heeft in en buiten de synode-aula teleurstelling teweeggebracht en vragen opgeroepen die nog niet volledig beantwoord zijn. Tegelijkertijd is bovenstaande geschiedenis in de media (zeker ook in Nederland) met volstrekt voorbijgaan aan de vele andere onderwerpen die op de synode-agenda staan (en die ook de rol en betekenis van vrouwen in de Kerk betreffen) zeer breed uitgemeten. Zodanig zelfs dat men afgaande op wat journalisten over de synode schrijven de overtuiging zou kunnen krijgen dat het daarin wekenlang bijna alleen maar gaat over vraag of de vrouwen kunnen worden toegelaten tot de diakenwijding.
Als oor- en ooggetuige kan ik oprecht zeggen: Het tegendeel is het geval! In de afgelopen ruim drie weken is door zeer veel synodeleden uit alle werelddelen -en ook door mij!- in de aula met grote dankbaarheid en waardering gesproken over de rol en betekenis van vrouwen in het kerkelijk leven. Ook is aan de hand van het Instrumentum Laboris uitgebreid gesproken over de vraag op welke manieren vrouwelijke lekengelovigen op basis van de doopgenade die zij ontvangen hebben in alle geledingen (nog) meer deel kunnen krijgen aan (mede)verantwoordelijkheid in besluitvormingsprocessen in de Kerk en de dienst van de leiding in de Kerk. Wat dat betreft heb ik trouwens gemerkt dat er veel verschil en ongelijktijdigheid is in de wereldkerk. De presentie van vrouwelijke synodeleden afkomstig vanuit alle continenten maakt een vruchtbare uitwisseling van ideeën en ervaringen mogelijk. Op zaterdag 19 oktober werden onder meer alle vrouwelijke deelnemers die aan de synode deelnemen door paus Franciscus hartelijk in audiëntie ontvangen.
In de afgelopen weken heb in de werkgroepen waarvan ik deel uitmaakte vanuit mijn persoonlijke ervaring uitgebreid gesproken over de wijze waarop in de Nederlandse Katholieke Kerk vrouwen zowel pastoraal als bestuurlijk gezien een even kostbare als onmisbare bijdrage leveren aan het kerkelijk leven in parochies, in bisdommen, in priesteropleidingen, in religieuze ordes en congregaties, in katholieke onderwijsinstellingen en maatschappelijke organisaties, in de categoriale zielzorg, in nieuwe religieuzen bewegingen en op het niveau van de Kerkprovincie. Dat de Nederlandse Bisschoppenconferentie al vele jaren een vrouw als secretaris-generaal heeft wekt bij nogal wat collega-bisschoppen de nodige verbazing en nieuwsgierigheid.
Het slotdocument van de synode zal zeker concrete aanbevelingen aan paus Franciscus doen over de wijze waarop aan vrouwelijke (maar zeker ook mannelijke) lekengelovigen op basis van het sacrament van het doopsel dat zij hebben ontvangen meer mogelijkheden kunnen worden gegeven om in alle geledingen van de Kerk (nog) meer deel te nemen en bij te dragen aan het leven in een synodale missionaire Kerk in al haar geledingen.
“Dat allen één zijn” (Joh. 17, 21)
Dit gebed van de Heer loopt als een rode draad door de vele toespraken en gesprekken in de synode-aula die een oecumenische dimensie hebben. Aan de synode nemen ook 16 zogenoemde ‘delegati fraterni’ deel. Dat zijn afgevaardigden van christelijke kerken en kerkelijke gemeenschappen die op uitnodiging van paus Franciscus deelnemen aan de synode.
Het bovenstaande gebed van de Heer voor de eenheid staat ook op het graf van Johannes Kardinaal Willebrands, voormalig voorzitter van de Pauselijke Raad voor de eenheid van de christenen en aartsbisschop van Utrecht (1975-1983). Zijn naam en het besef van zijn onschatbare betekenis voor de oecumene leeft ook tijdens de synode voort.
Dat heb ik herhaaldelijk gemerkt in gesprekken met enkele ‘delegati fraterni’. In de werkgroepen waaraan ik deelnam ontmoette ik bijvoorbeeld de adjunct-secretaris-generaal van de Wereldfederatie van Lutherse Kerken uit Zwitserland en een vertegenwoordiger van de Wereldbroederschap van Pinkstergemeenten uit Ghana. Ik ben onder de indruk geraakt van de sereniteit, het krachtige geloofsgetuigenis in de Drieëne God en de bijbels-theologische kennis van zaken die zij in de oecumenische gesprekken inbrachten. Gisteren werden ook zij door de paus in audiëntie ontvangen en ik begreep dat dat een zeer indrukwekkende gebeurtenis was.
Over de oecumene wordt tijdens de synode niet alleen maar aan de ronde tafels gesproken. Op 11 oktober, de dag waarop het 61 jaar geleden was dat het Tweede Vaticaans Oecumenisch Concilie werd geopend, was ik op de Piazza dei Protomartiri (het plein naast de Sint Pietersbasiliek waar volgens de overlevering de apostel Petrus door kruisiging de marteldood stierf). Daar vond een indrukwekkende oecumenische gebedswake plaats waar naast paus Franciscus de ‘delegati fraterni’ mede voorgingen in het gebed voor de eenheid van de christenen.
Paus Franciscus verklaarde tijdens de oecumenische gebedswake: “Vandaag spreken we ook onze schaamte uit over het schandaal van christelijke verdeeldheid, het schandaal van het niet samen getuigen van de Heer Jezus. Deze synode is een kans om het beter te doen, om de muren te overwinnen die nog steeds tussen ons bestaan. Laten we ons richten op de gemeenschappelijke grond van ons gemeenschappelijk doopsel, dat ons aanspoort missionaire leerlingen van Christus te worden, met een gemeenschappelijke zending. De wereld heeft een gemeenschappelijk getuigenis nodig, de wereld heeft het nodig dat wij trouw zijn aan onze gemeenschappelijke missie.”
‘Was er dan niets om voor te vechten?’
Als er één inzicht is dat tijdens deze synodezitting naar voren gekomen is, dan is het wel dat menselijke, intellectuele en spirituele vorming in de Kerk altijd als doel zal moeten hebben om ons als gedoopten nog meer te maken wat we in kracht van ons doopsel in de Drie-ene God allemaal al zijn: getuigen van de opgestane Heer en Zijn Evangelie. Onder de synodeleden zijn er die aan den lijve ondervinden dat dit zorgen, lijden en zelfs levensgevaar met zich mee kan brengen.
Pater Timothy Radcliffe OP maakte tijdens de retraite voorafgaand aan deze synode indringend duidelijk dat het christelijk getuigenis in onze tijd urgent is en wellicht veel meer dan ooit tevoren onbaatzuchtige opoffering en ja zelfs strijd vergt. Pater Radcliffe verwees naar Alan Paton, een Zuid-Afrikaanse schrijver die moedig campagne voerde tegen apartheid. In een van diens boeken zegt iemand: “Als ik naar de hemel opstijg, wat ik zeker van plan ben, zal de Grote Rechter tegen me zeggen: ‘Waar zijn je wonden?’. En als ik zeg dat ik er geen heb, zal hij zeggen: ‘Was er dan niets om voor te vechten?’”
Verder weven aan een netwerk van vriendschappen
Bladerend door de vele bladzijden aantekeningen die ik tot nu toe heb gemaakt in mijn dagboek, word ik overstelpt door de herinneringen die ik inmiddels heb opgedaan tijdens de tweede zitting van de synode. In dit bestek is het onmogelijk om daarvan uitvoerig verslag te doen en zelfs het slotdocument van de synode dat over enkele dagen verschijnt zal niet uitputtend kunnen zijn. Mijn dagboeknotities geven hopelijk wel een beeld van deze tweede zitting van de synode, tijdens welke we in kracht van Gods Geest dagelijks weer verder weven aan het wereldwijde netwerk van vriendschappen met de verrezen Heer en met elkaar.