Hoe het bisdom omgaat met het vermogen van diocesane congregaties als er geen zusters meer zijn
In de media is recent kritisch bericht over het beleid van het bisdom Haarlem-Amsterdam in het omgaan met het resterende vermogen van diocesane congregaties die geen leden meer hebben, zoals bijvoorbeeld de zusters die bekend stonden als de ‘Juliaantjes’. In deze toelichting leggen wij uit hoe het bisdom te werk gaat en welke beleidsregels daarbij gelden.
Vanouds voelen sommige mensen zich aangesproken om hun geloof op een bijzondere manier te beleven. Al vanaf het vroege christendom ontstonden zo kloostergemeenschappen waarin mensen hun zoektocht naar God vorm wilden geven door een leven van onthouding, eenvoud en gehoorzaamheid. Het kloosterleven kent een enorme diversiteit. Sommigen kiezen voor een strikt leven van stilte en gebed, de zogeheten contemplatieve kloosterlingen. Anderen verbinden het leven in een gemeenschap met de inzet voor de allerarmsten, voor kinderen of voor mensen in kwetsbare situaties. Zij worden ook wel ‘actieve’ religieuzen genoemd.
Dynamiek
Naast een grote diversiteit kent het kloosterleven ook veel dynamiek. Er zijn gemeenschappen die verdwijnen. En er ontstaan nieuwe stichtingen. Dat sommige kloostergemeenschappen in deze tijd moeite hebben om nieuwe aanwas te vinden, is niets nieuws. Dat is van alle tijden. Gelukkig zien we, ook in Nederland, dat sommige kloosters wel weer kandidaten mogen verwelkomen. Het zijn er minder dan zeg een eeuw geleden. Maar vanaf het midden van de 19de eeuw heeft ons land dan ook een ongekende bloei van het kloosterleven gekend.
Noden
Vanaf die tijd zijn er in ons land naast de komst van al gevestigde orden en congregaties ook tal van nieuwe initiatieven ontstaan. Doorgaans ging dat om actieve kloostergemeen-schappen, die bijvoorbeeld actief waren in het onderwijs of de zorg. De verzorgingsstaat zoals we die nu kennen, met door de overheid gefinancierde zorginstellingen en scholen, bestond nog niet. Daarom was de inzet van zusters en broeders onmisbaar om tal van maatschappelijke noden te lenigen.
Diocesane congregaties
Sommige congregaties zijn verbonden aan een bepaald bisdom en worden daarom ook wel diocesane congregaties genoemd. Waar internationaal opererende orden en congregaties onder het toezicht van het Vaticaan vallen, kennen deze diocesane congregaties de bisschop als toezichthouder. Dat wil niet zeggen dat de bisschop “constant voor de deur staat om kloosterlingen te controleren”. Het betekent wel dat er een formele band bestaat tussen een bisschop, het bisdom en een diocesane congregatie, die ook in het kerkelijk wetboek wordt omschreven.
Getuigenis
Ook in ons bisdom zijn diocesane (zuster)congregaties actief die een indrukwekkende getuigenis achterlaten. Al enkele decennia treden er bij veel van deze congregaties helaas geen jonge mensen meer in. De gemeenschappen die er nog zijn, kennen vaak alleen nog zusters van (hele) hoge leeftijd. Soms komt het voor dat de laatste zuster overlijdt, waardoor er een nieuwe situatie ontstaat.
Nalatenschap
Als een diocesane congregatie geen leden meer heeft en niet meer zelfstandig kan voortbestaan, blijft er soms een vermogen achter dat in de loop der jaren is opgebouwd door giften, het salaris en/ of het pensioen van zusters die in loondienst waren of de opbrengst van de verkoop van onroerend goed. Dat wil niet zeggen dat alle diocesane congregaties rijk zijn. Integendeel. Maar soms gaat het om een substantieel bedrag.
Engagement
Zeker wanneer de zusters van deze diocesane congregaties niet meer werkten, probeerden zij hun sociale engagement vaak voort te zetten door het financieel ondersteunen van goede doelen en maatschappelijke organisaties. En natuurlijk is het heel begrijpelijk dat sommige van deze ontvangende organisaties graag zouden zien dat deze financiële ondersteuning doorgaat, ook als er geen zusters meer zijn.
Toezichthouder
Wanneer een diocesane congregatie zelf geen algemeen overste meer kan aanstellen of helemaal geen leden meer heeft, is het aan de bisschop om een commissaris/ administrator en beheerders aan te stellen. Daarnaast spelen de financiële afdeling van het bisdom, de Raad voor Economische Aangelegenheid (REA) en het kapittel een rol in het toezicht op grotere uitgaven. Op die manier is geborgd dat er zorgvuldig en passend met het vermogen wordt omgegaan. Voor het eventuele vermogen dat er nog is, bestaan bovendien strikte Vaticaanse regels. Het uitgangspunt is dat het geld moet worden besteed aan het apostolaatswerk van de Kerk, in overeenstemming met het charisma van de congregatie. Het bisdom vaart dus niet opeens een hele andere koers, maar is gehouden om in de geest van de congregatie te handelen. Alleen met toestemming van het Vaticaan mag daarvan worden afgeweken.
Steun van buiten
Sommige diocesane congregaties kregen of krijgen ondersteuning van niet-religieuzen, zoals bestuurders, medewerkers en/ of vrijwilligers. Zeker toen de zusters vanwege ouderdom steeds meer werkzaamheden moesten uitbesteden, was die steun van buitenaf bijzonder welkom. Soms zien zij het als taak om de ‘erfenis’ van de diocesane congregatie waar zij actief waren te beschermen, inclusief het giftenbeleid. Dat kan tot spanningen met de beheerders en het bisdom leiden, dat immers de kerkrechtelijke instantie is die hiervoor bevoegdheid heeft. Wij proberen daarbij altijd het gesprek aan te gaan.
Vaticaan
Het bisdom Haarlem-Amsterdam volgt natuurlijk de Vaticaanse richtlijn. Dit betekent dat giften uit het vermogen van diocesane congregaties die geen leden meer hebben in principe alleen kunnen worden bestemd voorkatholieke instellingen. Dat betekent niet dat het alleen binnen de kerk kan worden ingezet. Ook katholieke organisaties zetten zich in voor de samenleving. Het geld dat achterblijft van opgeheven diocesane congregaties biedt (extra) steun om dit mogelijk te maken. Buitenlandse kloostergemeenschappen kunnen eveneens zo worden geholpen, bijvoorbeeld door zusters in andere landen te ondersteunen die in deze tijd actief zijn op gebieden waar vroeger zustercongregaties in ons bisdom voor werkten. Dat gebeurt tevens binnen orden en congregaties die niet langer in ons land actief zijn en de medebroeders of medezusters van stichtingen in andere landen ondersteunen.
Niet-katholieke doelen
De kerkelijke regels voor het vermogensbeheer of de keuze van de administrator met de beheerders kunnen ertoe leiden dat niet-katholieke goede doelen en organisaties die in het verleden financieel werden ondersteund door een diocesane congregatie, die steun niet meer krijgen. Wij realiseren ons dat dat als vervelend kan worden ervaren. Het kan bovendien de indruk wekken dat het bisdom, anders dan de diocesane congregatie die in het verleden als sponsor optrad, een negatief inhoudelijk oordeel heeft over bepaalde organisaties of activiteiten. Dat is onjuist. De katholieke Kerk vindt dat het geld dat door een kerkelijke instelling (zoals een diocesane congregatie) bijeen is gebracht ook ten goede moet komen aan andere katholieke instellingen die zich ook voor de samenleving inzetten. Daar kunnen anderen het misschien niet mee eens zijn maar dat is wat ons betreft een heldere en begrijpelijke lijn.