Pausboodschap voor Werelddag van de Armen
Paus Leo XIV roept op tot hoop en solidariteit

In zijn boodschap voor de negende Werelddag van de Armen, op zondag 16 november aanstaande, benadrukt paus Leo XIV dat ware hoop niet voortkomt uit bezit of macht, maar uit het vertrouwen op God.
Onder het motto “Gij, mijn God, Gij zijt mijn verwachting” (Psalm 71,5) roept hij gelovigen wereldwijd op om zich solidair te tonen met de armen en om hun centrale plaats in het leven van de Kerk te erkennen.
De paus wijst erop dat armoede niet alleen een materieel probleem is, maar ook een geestelijke nood kan zijn. Hij noemt het niet kennen van God de ergste vorm van armoede. Tegelijkertijd prijst hij de openheid van veel armen voor het geloof en roept hij op om hen niet alleen materieel, maar ook geestelijk nabij te zijn.
Concrete actie
In zijn boodschap spoort Leo XIV aan tot concrete actie. Hij pleit voor structurele oplossingen voor armoede en benadrukt dat hulp aan armen niet alleen een daad van liefdadigheid is, maar vooral een kwestie van gerechtigheid. Initiatieven zoals opvangcentra, gaarkeukens en volksscholen noemt hij tekenen van hoop die onverschilligheid doorbreken en betrokkenheid stimuleren.
De paus verbindt zijn oproep aan het Jubeljaar 2025, dat in het teken staat van de hoop. Hij benadrukt dat de Werelddag van de Armen, die niet toevallig aan het einde van dit genadejaar plaatsvindt, een moment is om de ontvangen gaven door te geven en om nieuwe wegen te zoeken om het Evangelie concreet te beleven.
Leo XIV sluit zijn boodschap af met een gebed tot Maria, Troosteres van de bedroefden, en herhaalt de woorden van het Te Deum: “Op U, Heer, is onze hoop gevestigd, beschaam ons niet in eeuwigheid.”
Met elkaar in gesprek
De Caritas van ons bisdom heeft een handleiding gemaakt om op de Werelddag van de Armen in de parochie met elkaar en met de armen in gesprek te gaan over het thema Hoop. De folder geeft stap voor stap aan hoe u dit kunt aanpakken.
Boodschap
- Pausboodschap vertaald naar het Nederlands (pdf)
- Of lees de boodschap hieronder integraal:
Boodschap van de Heilige Vader Leo XIV
Voor de 9de Werelddag van de Armen
1. “Gij, mijn God, Gij zijt mijn verwachting” (ps. 71,5)
Gij, mijn God, Gij zijt mijn verwachting” (Ps. 71, 5). Deze woorden wellen op in een hart dat gebukt gaat onder ernstige moeilijkheden: “Gij hebt mij dikwijls en zwaar beproefd” (vers 20), zegt de psalmist. Desondanks is zijn hart open en vol vertrouwen, omdat het verankerd is in het geloof dat de steun van God erkent, en het belijdt: “Tot U, Heer, neem ik mijn toevlucht, stel mij toch nimmer teleur” (vers 1).
Te midden van de beproevingen van het leven wordt de hoop bezield door de vaste en bemoedigende zekerheid van Gods liefde, die door de Heilige Geest in de harten wordt uitgestort. Daarom stelt zij niet teleur (vgl. Rom. 5, 5) en kan de heilige Paulus aan Timoteüs schrijven: “Dit is het doel van al ons zwoegen en strijden, want wij hebben onze hoop gesteld op de levende God” (1 Tim. 1, 1). De levende God is immers de “God van de hoop” (Rom. 15, 13), die in Christus door zijn dood en verrijzenis “onze hoop” (1 Tim. 1, 1) is geworden. Wij mogen niet vergeten dat wij gered zijn in deze hoop, waarin wij geworteld moeten blijven.
2. De arme als getuige van betrouwbare hoop
De arme kan getuige worden van een sterke en betrouwbare hoop, juist omdat hij die belijdt in precaire levensomstandigheden die bestaan uit ontberingen, broosheid en marginalisering. Hij rekent niet op de zekerheden van de macht en het bezitten; integendeel, hij ondergaat ze en is er vaak het slachtoffer van. Zijn hoop kan alleen maar ergens anders op berusten. Door te erkennen dat God onze eerste en enige hoop is, maken ook wij de overgang tussen vluchtige hoop en duurzame hoop. Ten overstaan van het verlangen God als reisgezel te hebben, worden de rijdommen tot hun juiste proporties teruggebracht, omdat men de ware schat ontdekt waaraan wij werkelijk behoefte hebben. Helder en duidelijk weerklinken de woorden waarmee de Heer Jezus zijn leerlingen aanspoorde: “Verzamelt u geen schatten op aarde, waar ze door mot en worm vergaan en waar dieven inbreken om te stelen; maar verzamelt u schatten in de hemel, waar ze niet door mot of worm vergaan en waar dieven niet inbreken om te stelen” (Mat. 6, 19-20).
3.De ergste armoede: God niet kennen
De ergste armoede is God niet kennen. Dat is waaraan paus Franciscus ons herinnerde, toen hij in Evangelii gaudium schreef: “De ergste discriminatie waaronder de armen lijden, is het gebrek aan geestelijke aandacht. De immense meerderheid
van de armen heeft een bijzondere openheid voor het geloof; zij hebben God nodig en wij mogen het niet nalaten hun zijn vriendschap aan te bieden, zijn zegen, zijn Woord, de viering van de Sacramenten en het aanbod van een weg van groei en rijping in het geloof” (nr. 200). Dit toont een fundamenteel en geheel oorspronkelijk bewustzijn van hoe wij onze schat in God kunnen vinden, De apostel Johannes benadrukt immers: “Als iemand zegt dat hij God liefheeft, terwijl hij zijn broeder haat, is hij een leugenaar. Want als hij zijn broeder die hij ziet niet liefheeft, kan hij God niet liefhebben die hij nooit heeft gezien” (1 Joh. 4, 20).
Het is een regel van het geloof en een geheim van de hoop: alle goederen van deze aarde, de materiële werkelijkheid, de geneugten van de wereld, het economisch welzijn, hoe belangrijk ook, zijn niet genoeg om het hart gelukkig te maken. Rijkdom bedriegt vaak en leidt tot dramatische situaties van armoede, in de eerste plaats door te denken dat men God niet nodig heeft en onafhankelijk van Hem zijn leven kan leiden. De woorden van de heilige Augustinus komen bij mij op: “Laat al uw hoop in God zijn: voel dat u Hem nodig heeft om door Hem vervuld te worden. Zonder Hem zal alles wat u hebt, ertoe dienen om u nog leger te maken” (Enarr. In Ps. 85: 3).
4. Christelijke hoop als anker van stabiliteit
De christelijke hoop waarnaar het Woord van God verwijst, is een zekerheid op de weg van het leven, omdat zij niet afhangt van de menselijke kracht, maar van de belofte van God, die altijd trouw is. Daarom hebben de christenen vanaf het begin de hoop willen vereenzelvigen met het symbool van het anker, dat stabiliteit en veiligheid biedt. De christelijke hoop is als een anker, dat ons hart vestigt op de belofte van de Heer Jezus, die ons heeft gered door zijn dood en verrijzenis en die opnieuw onder ons zal terugkeren. Deze hoop blijft wijzen op de “nieuwe hemelen” en de “nieuwe aarde” (2 Petr. 3, 13) als de ware horizon van het leven, waar het bestaan van alle schepselen zijn authentieke betekenis zal vinden, aangezien ons ware vaderland in de hemel ligt (vgl. Fil. 3, 20).
De stad van God verplicht ons daarom waar het onze steden betreft: Zij moeten daar van nu af aan op beginnen te lijken. De hoop, geschraagd door de liefde van God, die door de Heilige Geest in onze harten is uitgestort (vgl. Rom. 5, 5), verandert het menselijk hart in vruchtbare grond, waarin liefde voor het leven op de wereld kan ontkiemen. De Traditie van de Kerk bevestigt voortdurend deze circulariteit tussen de drie theologische deugden: geloof, hoop en liefde. De hoop wordt geboren uit het geloof, dat het voedt en ondersteunt, op het fundament van de liefde, die de moeder van alle deugden is. En we hebben liefde nodig, vandaag, nu. Het is geen belofte, maar een realiteit waar we met vreugde en verantwoordelijkheid naar kijken: het betrekt ons, richt onze beslissingen op het algemeen welzijn. Wie het integendeel ontbreekt aan liefde, ontbreekt het niet alleen aan geloof en hoop, maar hij ontneemt ook de hoop aan zijn naasten.
5. Caritas: het grootste sociale gebod
De Bijbelse uitnodiging tot de hoop brengt dus de plicht met zich mee om zonder uitstel in consequent verantwoordelijkheid te nemen in de geschiedenis. De caritas is immers “het grootste sociale gebod” (Catechismus van de Katholieke Kerk, 1889). Armoede heeft structurele oorzaken die moeten worden aangepakt en weggenomen. Terwijl dit gebeurt, zijn wij allen geroepen om nieuwe tekenen van hoop te scheppen die getuigen van de christelijke liefde, zoals veel heiligen in elk tijdperk hebben gedaan. Ziekenhuizen en scholen zijn bijvoorbeeld instellingen die in het leven geroepen zijn om de zwaksten en de meest gemarginaliseerden op te kunnen
nemen. Ze zouden nu deel moeten uitmaken van het overheidsbeleid van elk land, maar oorlogen en ongelijkheid verhinderen dit vaak nog steeds. Gezinswoningen, gemeenschappen voor minderjarigen, centra waar een luisterend oor geboden wordt en opvangcentra, gaarkeukens, slaapzalen, volksscholen worden steeds meer een teken van hoop: hoeveel verborgen tekenen zijn er vaak waar we misschien geen aandacht aan besteden, maar die toch zo belangrijk zijn om onverschilligheid af te schudden en betrokkenheid inspireren bij verschillende vormen van vrijwilligerswerk!
De armen zijn geen afleiding voor de Kerk, maar haar meest geliefde broeders en zusters, omdat ieder van hen, met zijn of haar bestaan en ook met de woorden en wijsheid die hij of zij draagt, ons uitdaagt om de waarheid van het Evangelie ter hand te nemen. Daarom wil de Werelddag van de Armen onze gemeenschappen eraan herinneren dat de armen centraal staan in heel het pastorale werk. Niet alleen in het caritatieve aspect ervan, maar evenzeer in wat de Kerk viert en verkondigt. God heeft hun armoede op zich genomen om ons rijk te maken door hun stemmen, hun verhalen, hun gezichten. Elke vorm van armoede, zonder uitzondering, is een oproep om het Evangelie concreet te beleven en doeltreffende tekenen van hoop te bieden.
6. De armen als creatieve medemensen in het Jubeljaar
Dit is de uitnodiging die voortkomt uit de viering van het Jubeljaar. Het is geen toeval dat de Werelddag van de Armen tegen het einde van dit genadejaar wordt gevierd. Wanneer de Heilige Deur gesloten is, moeten wij de goddelijke gaven die over ons zijn uitgestort gedurende een heel jaar van gebed, bekering en getuigenis bewaken en doorgeven. De armen zijn geen doelen van onze pastorale zorg, maar creatieve medemensen die ons uitdagen om steeds nieuwe manieren te vinden om het Evangelie van vandaag te beleven. Ten overstaan van de opeenvolging van steeds nieuwe golven van verarming bestaat het risico dat men daaraan went en zich erbij neerlegt. Wij ontmoeten elke dag arme of verarmde mensen en soms kan het gebeuren dat we zelf minder hebben, verliezen wat ons ooit veilig leek: een woning, voldoende voedsel voor een dag, toegang tot de zorg, een goed niveau van onderwijs en informatie, vrijheid van godsdienst en mening.
Wanneer wij het algemeen welzijn bevorderen, is onze sociale verantwoordelijkheid gebaseerd op het scheppend gebaar van God, die de goederen van de aarde aan allen schenkt: op die manier moeten wij ook de vruchten van het werk van de mens op rechtvaardige wijze toegankelijk maken. Het helpen van de armen is immers vóór de caritas een kwestie van gerechtigheid. Zoals de heilige Augustinus opmerkt: “U geeft brood aan hen die honger hebben, maar het zou beter zijn als niemand honger had, ook als er op deze manier niemand zou zijn aan wie men kan geven. U biedt kleding aan hen die naakt zijn, maar hoeveel beter zou het zijn, als iedereen kleren had en er geen gebrek aan zou zijn” (Commentaar op 1Joh., VIII, 5)).
Ik wens ook dat dit Jubeljaar de ontwikkeling van beleid ter bestrijding van oude en nieuwe vormen van armoede zal aanmoedigen, evenals nieuwe initiatieven om de armsten van de armen te ondersteunen en te helpen. Werk, onderwijs, een huis, gezondheid zijn de voorwaarden voor een veiligheid die nooit met wapens zal worden gevestigd. Ik prijs me gelukkig met de initiatieven die er al zijn, en de overvloedige inzet iedere dag op internationaal niveau door een groot aantal mannen en vrouwen van goede wil.
Laten wij ons toevertrouwen aan de Allerheiligste Maagd, Troosteres van de bedroefden, en laten we met haar een lied van hoop, aanheffen en ons de woorden van het Te Deum eigen maken: “In Te, Domine, speravi, non confundebar in aeternum - Op U, Heer, is onze hoop gevestigd, beschaam ons niet in eeuwigheid”.
Vanuit het Vaticaan, 13 juni 2025, Gedachtenis van de heilige Antonius van Padua, patroonheilige van de armen.
+ Leo PP. XIV
Vertaling: drs. H.M.G. Kretzers
Eindredactie: A. Kruse, MA
Copyright: Libreria Editrice Vaticana/SRKK
Tussenkopjes toegevoegd door de webredactie