Ooit klonk 't Adoro Te in het Olympisch Stadion
100-Jarig jubileum Internationaal Eucharistisch Congres
Dit jaar is het honderd jaar geleden dat van 22 tot en met 27 juli in Amsterdam een Internationaal Eucharistisch Congres werd gehouden. Een week lang was Amsterdam - hoofdstad van een protestantse natie - weer even dé katholieke stad van de Lage Landen.
Hoogtepunt was de pontificale hoogmis met de Nederlandse kardinaal Willem van Rossum en de aansluitende Sacramentsprocessie in wat later het Olympisch Stadion werd.
Zevenentwintigste
Congres Ecuador
Het 53e Internationale Eucharistisch Congres wordt van 8 t/m 15 september gehouden in Quito (Ecuador). Bij de openingsmis zullen 2500 kinderen hun Eerste H. Communie doen.
Het Eucharistisch Congres van Amsterdam was de zevenentwintigste bijeenkomst. Het eerste Eucharistische Congres vond plaats op 21 juni 1881 in de Franse stad Lille. Het idee hiervoor kwam van Marie-Marthe Emilie Tamisier (1834-1910), die een visioen zou hebben gehad waarin haar werd opgedragen een massale aanbidding van het Allerheiligste te organiseren. De eerste bijeenkomst was nog klein en nauwelijks internationaal te noemen, maar de beweging groeide met het jaar.
Het congres, dat in 1888 in Parijs gehouden werd, was al een tamelijk massale bijeenkomst en tijdens het congres van 1890 in Antwerpen was een menigte van 150.000 gelovigen op de been gekomen. Het eerste congres dat buiten Europa gehouden werd, was dat van 1893 in Jeruzalem. Het idee om in Amsterdam een Eucharistisch Congres te houden stamde al uit de beginjaren. Tamisier vond Amsterdam heel geschikt om het evenement te houden in een ‘eucharistisch bedevaartsoord’ vanwege het Mirakel van 1345 en de jaarlijkse Stille Omgang. In 1924 was het zover. Tientallen kardinalen en bisschoppen, priesters en gelovigen kwamen in Amsterdam bijeen voor een programma met vieringen, lezingen en andere bijeenkomsten.
Programma
Op de openingsbijeenkomst op 23 juli las de Nederlandse curiekardinaal Willem van Rossum een pauselijke boodschap voor met lof voor de Amsterdamse katholieken. Daarin hekelde hij ook het nog steeds bestaande processieverbod in ons land. Na de opening van het congres werd die nacht in de Nederlandse kloosters een nachtmis en een nachtelijke aanbidding gehouden, die op de donderdagochtend door alle katholieke kerken in het land werd overgenomen. Gedurende de daarop volgende dagen en avonden werden verschillende vergaderingen en bijeenkomsten gehouden, maar ook concerten en kerkelijke vieringen.
Er was voor de kinderen een plek in het dagelijks programma ingeruimd. Op verschillende dagen was er in alle kerken een ‘kinderhulde aan het Allerheiligst Sacrament’ en op zaterdag in het stadion een kindercommunie. In Amsterdam waren hele huizenblokken en straten van katholieke woningbouwverenigingen versierd met vlaggen en slingers. In de top van het stadion, waar de centrale plechtigheden plaatsvonden, wapperde de pauselijke vlag, geflankeerd door een engel. Een groot Christusbeeld sierde de ingang. Dit was ongehoord voor een land, dat zich een protestantse natie waande.
Slotdag
Hoogtepunt was de pontificale hoogmis op 27 juli. Die zondag werd in het stadion de ‘kardinaalsmis’ opgedragen door kardinaal Van Rossum in het speciaal voor hem gebouwde kardinaalspaviljoen in het bijzijn van vele kardinalen, bisschoppen, abten en andere hoogwaardigheidsbekleders. Bij deze afsluitende viering - opgeluisterd door 800 mannen- en 500 jongensstemmen, tientallen misdienaars en bruidjes - gaf de kardinaal de pauselijke zegen aan zo’n 75.000 aanwezigen. Uiteindelijk werd deze eerste katholieke massamanifestatie in Nederland een groot succes. Door het innovatieve gebruik van luidsprekers was het congres voor de vele deelnemers goed te volgen. Buitenlandse gasten genoten dagenlang de gastvrijheid van de Amsterdamse katholieke bevolking. En voor Nederlandse katholieken was het de langverwachte erkenning van de emancipatie als grootste minderheid in onze samenleving en een hoogtepunt in het ‘Rijke Roomsche Leven’.
Pauselijk gezant kardinaal Willem van Rossum C.s.s.R.
Pater Redemptorist Willem van Rossum (1854-1932) maakte vanaf 1895 snel carrière in de Vaticaanse curie. In 1911 werd hij kardinaal gecreëerd, de eerste Nederlandse kardinaal in vierhonderd jaar. In 1918 werd hij kardinaal-prefect van de ‘Propagande Fide’. Van Rossum centraliseerde de wereldwijde missie- activiteit. Hij achtte de missie iets van de universele Kerk, niet iets van individuele landen. De missie diende meer los te komen van nationale, koloniale belangen.
Kardinaal Van Rossum bezocht het congres als pauselijk legaat of gezant van de paus. Na lang beraad adviseerde het kabinet van de katholieke premier Charles Ruijs de Beerenbrouck Koningin Wilhelmina de kardinaal niet officieel te ontvangen en om mogelijke misverstanden te voorkomen was zij eind juli 1924 niet in het land maar op vakantie in Noorwegen.
Gedurende zijn bezoek aan het Eucharistisch Congres logeerde de kardinaal bij de familie Dreesmann (van Vroom & Dreesmann). Daar ontving hij gasten, maar de kardinaal bezocht ook diverse Amsterdamse kerken. Ter herinnering aan dit bezoek werd in het Begijnhof in 1928 een monument onthuld. Het oorspronkelijke monument had een brede sokkel met in het midden de buste van de kardinaal, geflankeerd door reliëfs van bisschop Callier van Haarlem en van bisschop Heylen van Namen en voorzitter van het congres. Alleen de buste van de kardinaal is in 1960 herplaatst in de tuin van de pastorie op het Begijnhof.
(dit artikel is eerder verschenen in bisdomblad SamenKerk van juni 2024)
Video
Op Youtube staat een video van de intocht van kardinaal Van Rossum bij de sluizen van IJmuiden. De beelden zijn verdienstelijk softwarematig gerestaureerd en ingekleurd.