Bisdom Haarlem-Amsterdam









Pausboodschap voor de Veertigdagentijd

gepubliceerd: woensdag, 5 maart 2014

In zijn bood­schap voor de Veer­tig­dagen­tijd die Aswoens­dag, 5 maart, begint, gaat paus Fran­cis­cus in op de vraag hoe gelo­vi­gen Jezus kunnen volgen in Zijn armoede. Wat betekent deze armoede, die voor de gelo­vi­gen leidt tot rijkdom? De Neder­landse bis­schop­pen willen deze bood­schap van de paus met het oog op de ko­men­de periode van vasten graag onder de aan­dacht brengen in de eigen Kerk­provincie.

Bood­schap van paus Fran­cis­cus voor de Veer­tig­da­gen­tijd

Hij is arm gewor­den om ons rijk te maken met zijn armoede (vgl. 2 Kor. 8, 9).

Dier­ba­re broe­ders en zusters,

Ter gelegen­heid van de Veer­tig­dagen­tijd, bied ik u enkele over­we­gingen aan, opdat ze van dienst zou­den kunnen zijn op de per­soon­lijke en gemeen­schappe­lijke weg van beke­ring. Ik wil aan­slui­ten bij de woor­den van de heilige Paulus: “Want de liefde­daad van onze Heer Jezus Christus hoef ik u niet in her­in­ne­ring te brengen: hoe Hij om uwentwil arm is gewor­den, terwijl Hij rijk was, opdat gij rijk zoudt wor­den door zijn armoede” (2 Kor. 8,9). De apostel wendt zich tot de Chris­te­nen van Korinthe om hen aan te sporen edel­moe­dig te zijn en de gelo­vi­gen van Jeru­za­lem te helpen die behoef­tig zijn. Wat zeggen deze woor­den van de heilige Paulus ons, Chris­te­nen van vandaag? Wat zegt ons vandaag de uit­no­di­ging tot armoede, tot een arm leven in evan­ge­lische zin? 

De genade van Christus

Boodschap van paus Franciscus voor de VeertigdagentijdAller­eerst zeggen ze ons wat de stijl van God is. God open­baart Zich niet door middel van de macht en de rijkdom van de wereld, maar door middel van de zwak­heid en de armoede: “Hij (is) om uwentwil arm (...) gewor­den, terwijl Hij rijk was...”. Christus, de eeuwige Zoon van God, in macht en heer­lijk­heid gelijk aan de Vader, is arm gewor­den; Hij is neer­gedaald mid­den onder ons, is ieder van ons nabij gewor­den; Hij heeft afstand gedaan van zijn glorie, Zich­zelf “ontle­digd”, om in alles aan ons gelijk te zijn (vgl. Fil. 2, 7; Heb. 4, 15).

De Mens­wor­ding van God is een groot mysterie! De reden van dit alles is de god­de­lijke liefde, een liefde die genade is, edel­moe­dig­heid, verlangen naar nabij­heid, en die niet aarzelt om zich te geven en zich op te offeren voor de schepselen die ze lief heeft. Caritas, liefde, dat is in alles het lot van de geliefde delen. Liefde doet ons op elkaar gelijken, schept gelijk­heid, slaat muren neer en heft afstan­den op. En God heeft dit met ons gedaan. Want Jezus heeft “met men­se­lijke han­den (...) gewerkt, met een men­se­lijke geest (...) gedacht, met een men­se­lijke wil (...) gehandeld, met een men­se­lijk hart (...) liefgehad. Door zijn geboorte uit de Maagd Maria is Hij wer­ke­lijk een van de onzen gewor­den, in alles aan ons gelijk, behalve in de zonde” (Tweede Oecu­me­nische Vati­caans Concilie, past. Const. Gaudium et spes, 22).

Het doel van het zich arm maken van Jezus is niet de armoede op zich, maar - zegt de heilige Paulus - “opdat gij rijk zoudt wor­den door zijn armoede”. Het gaat niet om een woord­speling, ook niet om een uitdruk­king die sen­sa­tie wil veroor­zaken om te scoren! Het is een samen­vat­ting van de logica van God, de logica van de liefde, de logica van de Mens­wor­ding en van het Kruis. God heeft de red­ding niet op ons laten neer­val­len vanuit de hoogte, zoals de aalmoes van iemand die een deel van zijn eigen overvloed geeft met schijn­baar lief­da­dige vroom­heid.

Dat is niet de liefde van Christus! Wanneer Jezus neerdaalt in het water van de Jordaan en Zich laat dopen door Johannes de Doper, doet Hij dat niet omdat Hij boetedoe­ning, beke­ring, nodig heeft; Hij doet het om Zich te mid­den van het volk te plaatsen, dat ver­ge­ving nodig heeft, te mid­den van ons zon­daars, en om de last van onze zon­den op zich te nemen. Dit is de weg die Hij heeft gekozen om ons te troosten, te red­den, te bevrij­den van onze ellende. Wat ons hierin raakt, is dat de Apostel zegt dat we niet door middel van de rijkdom van Christus zijn bevrijd, maar door middel van zijn armoede. Toch kent de heilige Paulus heel goed de “ondoor­gronde­lijke rijkdom van Christus” (Ef. 3, 8), “de erfge­naam (...) van al wat bestaat” (Heb. 1, 2),

Wat is dan deze armoede waar­mee Jezus ons bevrijdt en ons rijk maakt? Het is precies zijn manier van ons lief­heb­ben, van ons nabij te zijn, zoals de Goede Samari­taan, die naar de man toe ging die door allen half dood aan de kant van de weg was achter­ge­la­ten (vgl. Luc. 10, 25 vv). Dat wat ons echte vrij­heid geeft, echte red­ding en echt geluk, is zijn liefde, vol van mededogen, van teder­heid, die verlangt onze deel­ge­noot te zijn.

De armoede van Christus die ons rijk maakt bestaat erin dat Hij is mens gewor­den, onze zwak­he­den en onze zon­den op zich geno­men heeft, en ons zo de onein­dige barm­har­tig­heid van God over­brengt. De armoede van Christus is de grootste rijkdom: Jezus is rijk in zijn on­be­grensd ver­trouwen in God de Vader, in het Zich op elk moment toe­ver­trou­wen aan Hem, terwijl Hij altijd enkel en alleen de wil en de glorie van de Vader op het oog heeft. Hij is rijk zoals een kind dat zich bemind voelt en van zijn ouders houdt en geen moment twijfelt aan hun liefde en teder­heid.

De rijkdom van Jezus komt voort uit het feit van de Zoon te zijn; zijn unieke relatie met de Vader is het soevereine voor­recht van deze arme Messias. Wanneer Jezus ons uitno­digt om zijn “zachte juk” op ons te nemen, nodigt Hij ons uit om ons rijk te maken met deze “rijke armoede” en “arme rijkdom” van Hem, om zijn Geest van zoon­schap en broe­der­schap met Hem te delen, en zonen en dochters in de Zoon te wor­den, broe­ders en zusters in de Eerst­ge­bo­ren Broe­der (vgl. Rom. 8, 29).

Er is gezegd dat de enige echte triest­heid is: niet heilig te zijn (L. Bloy); we zou­den ook kunnen zeggen dat er maar één enkele echte ellende is: niet te leven als kin­de­ren van God en broe­ders en zusters van Christus.

Ons ge­tui­ge­nis

We zou­den kunnen denken dat deze “weg” van de armoede die van Jezus geweest is, terwijl wij, die na Hem komen, de wereld kunnen red­den met adequate men­se­lijke mid­de­len. Zo is het niet. In elk tijdperk en in elke plaats blijft God de mensen en de wereld red­den door middel van de armoede van Christus, die Zich arm heeft gemaakt in de Sacra­menten, in het Woord en in zijn Kerk, die een volk van armen is. De rijkdom van God kan niet via onze rijkdom gaan, maar altijd alleen via onze per­soon­lijke en gemeen­schappe­lijke armoede, bezield door de Geest van Christus. 

In navol­ging van onze Meester zijn wij Chris­te­nen ge­roe­pen de ellende van de broe­ders te zien, die aan te raken, ze op ons te nemen en concreet te werken om die te verlichten. Ellende is niet het­zelfde als armoede; de ellende is: armoede zon­der ver­trouwen, zon­der soli­da­ri­teit, zon­der hoop. We kunnen drie soorten ellende onder­schei­den: de mate­rië­le ellende, de morele ellende en de spi­ri­tu­ele ellende. De mate­rië­le ellende is wat we ge­woon­lijk armoede noemen en het betreft degenen die in een toestand leven die hun men­se­lijke persoon onwaar­dig is: verstoken van grondrechten en basis­beno­digd­heden zoals voedsel, water, hygiënische omstan­dig­he­den, werk, de moge­lijk­heid tot ont­wik­ke­ling en culturele groei.

Tegen­over deze ellende biedt de Kerk haar dienst aan, haar diaconie, om in die behoeften te voor­zien en deze won­den, die het aange­zicht van de mens­heid mis­vor­men, te genezen. In de armen en in de minsten zien we het aange­zicht van Christus; in het beminnen en helpen van de armen beminnen en dienen we Christus. Onze in­span­ningen zijn er ook op gericht te zorgen dat een eind wordt gemaakt aan de schen­dingen van de men­se­lijke waar­dig­heid, de dis­cri­mi­na­tie en de onder­druk­king, die in veel gevallen de oor­zaak zijn van de ellende. Wanneer macht, luxe en geld afgo­den wor­den, wordt de eis van een gelijke ver­de­ling van de rijkdom daaraan onder­ge­schikt gemaakt. Daarom is het nood­za­ke­lijk dat de gewetens zich bekeren tot de ge­rech­tig­heid, de gelijk­heid, de sober­heid en het delen.

Niet min­der veront­rustend is de morele ellende, die erin bestaat dat men slaaf wordt van ondeugd en zonde. Hoeveel ge­zin­nen leven in de greep van de angst omdat één van hun ge­zins­le­den - meestal een jon­gere - verslaafd is aan alcohol, drugs, gokken, porno­­gra­fie! Hoeveel mensen zijn de zin van het leven kwijt­geraakt, hebben geen toe­komst­per­spec­tief en hebben de hoop verloren! En hoeveel mensen wor­den tot deze ellende ge­dwon­gen door onrecht­vaar­dige sociale omstan­dig­heden, door gebrek aan werk die hun de waar­dig­heid van het kostwinner zijn ontneemt, door gebrek aan gelijk­heid wat betreft de rechten op onder­wijs en ge­zond­heid. In deze gevallen kan morele ellende heel goed prak­tisch het begin van zelfmoord genoemd wor­den. Deze vorm van ellende, die ook finan­ciële ruïnering veroor­zaakt, is altijd verbon­den met spi­ri­tu­ele ellende, die ons treft wanneer we ons verwij­de­ren van God en zijn liefde afwijzen. Als we menen geen behoefte te hebben aan God, die ons in Christus de hand reikt, omdat we denken aan ons­zelf genoeg te hebben, begeven we ons op een weg van misluk­king. God is de enige die wer­ke­lijk redt en bevrijdt.

Het Evan­ge­lie is het ware tegengif tegen spi­ri­tu­ele ellende: een Christen is ge­roe­pen in elke omge­ving de bevrij­dende bood­schap te brengen dat er ver­ge­ving bestaat van het begane kwaad, dat God groter is dan onze zonde en ons ‘om niet’ bemint, altijd, en dat we geschapen zijn voor ge­meen­schap en het eeuwig leven. De Heer nodigt ons uit vreugde­volle ver­kon­di­gers van deze bood­schap van barm­har­tig­heid en hoop te zijn! Het is mooi de vreugde te ervaren van het ver­sprei­den van deze blijde bood­schap, van het delen van de ons toe­ver­trouwde schat, om bedroefde harten te troosten en hoop te geven aan zovele broe­ders en zusters die in duisternis gehuld zijn. Het gaat erom Jezus te volgen en te doen net als Hij, die op zoek ging naar armen en zon­daars zoals de her­der naar het verloren schaap, en Hij deed het vol liefde. Verenigd met Hem kunnen we moe­dig nieuwe wegen van evangeli­sa­tie en men­se­lijke voor­uit­gang openen.

Dier­ba­re broe­ders en zusters, moge de hele Kerk in deze Veer­tig­dagen­tijd bereid en ijverig zijn om aan hen die leven in mate­rië­le, morele en spi­ri­tu­ele ellende, het ge­tui­ge­nis te geven van de evan­ge­lische bood­schap, die samen­ge­vat kan wor­den in de ver­kon­di­ging van de liefde van de barm­har­tige Vader, die klaar­staat om in Christus iedere mens te omarmen. We kunnen dat doen in de mate waarin we gelijk­vormig aan Christus zullen zijn, die Zich arm gemaakt heeft en ons rijk maakte met zijn armoede. De Veer­tig­da­gen­tijd is een geschikte tijd voor de zelf­ver­looche­ning; en het zal ons goed doen ons af te vragen van welke zaken we ons kunnen ontdoen om anderen te helpen en te verrijken met onze armoede. Laten we niet vergeten dat ware armoede pijn doet: zelf­ver­looche­ning zon­der deze dimensie van boetedoe­ning is niet echt. Ik wan­trouw een aalmoes die niets kost en niet pijn doet.

Moge de heilige Geest, -dankzij welke ‘wij berooid zijn en velen rijk maken, haveloos zijn en de wereld van ons is’ (vgl. 2 Kor. 6, 10)-,), deze be­doe­lin­gen van ons onder­steunen en in ons de aan­dacht en de verant­woorde­lijk­heid voor de men­se­lijke ellende ver­ster­ken, opdat we barm­har­tig zijn en mede­wer­kers van de barm­har­tig­heid wor­den. Met deze wens verzeker ik u van mijn gebed opdat elke gelo­vi­ge en elke ker­ke­lijke gemeen­schap met vrucht de weg van de Veer­tig­dagen­tijd moge afleggen, en ik vraag u voor mij te bid­den. Moge de Heer u zegenen en Onze-Lieve-Vrouw u behoe­den.

Uit het Vati­caan, 26 de­cem­ber 2013
Feest van de heilige Stefanus, diaken en eerste marte­laar

+ Fran­cis­cus

(bron: SRKK)





Bisdom Haarlem - Amsterdam • Postbus 1053 • 2001 BB  Haarlem • (023) 511 26 00 • info@bisdomhaarlem-amsterdam.nlDisclaimerDeze website is gerealiseerd door iMoose