Homilie Mgr. Van den Hende - vrijdag 6 december
Santa Maria Maggiore
Broeders en zusters in Christus. We zijn al bijna weer aan het einde van onze ‘visitatio ad limina apostolorum’ als bisschoppen, als pelgrims onderweg, naar de graven van de apostelen Petrus en Paulus. Maandag mochten we in de Sint Pieter de eucharistie vieren. Dinsdag waren wij in de kathedraal van de bisschop van Rome, de basiliek van Sint Jan van Lateranen. Eergisteren waren we bij het graf van de apostel Paulus en vandaag in deze kerk die toegewijd is aan Maria, de Moeder Gods. De Moeder Gods die ook de moeder van de Kerk is.
Dagen als pelgrims in Rome. We hadden ons goed voorbereid want we hebben ervoor gebeden. En we hebben ons voorbereid door onze rapporten te maken. Een beschrijving van de situatie van de Kerk in ons land wat betreft de kerkprovincie als geheel en een beschrijving van ieder bisdom, iedere particuliere Kerk, afzonderlijk. Dat hebben we als voorbereiding op deze visitatio gedaan. En nu we hier in Rome zijn deze week zijn al onze medegelovigen, zijn al onze parochies, zijn ook de religieuzen met wie wij onze Kerk in Nederland mogen vormen, in ons hart, in ons gebed. En we weten dat veel mensen thuis met ons meebidden. In die zin is de Kerk voortdurend een uitwisseling van gebed, van genadegaven van de Heer.
Besprekingen, ontmoetingen. Heel in het bijzonder de ontmoeting met de heilige vader. We mochten rond hem in een kring zitten en we hebben met hem gesproken over ons geloof in Jezus, over ons geloof als bron van hoop en vreugde, en over onze opdracht als bisschoppen, als herders in de Kerk. Bij de graven van de apostelen hebben wij onze verbondenheid in geloof benadrukt. Het geloof is niet pas bij ons begonnen. Het is reeds in de harten gelegd van de grote geloofsverkondigers Petrus en Paulus. En de paus, in zijn toespraak die we meekregen, bidt voor ons -zo zegt hij aan het einde- en hij wijdt ons toe aan Maria die de Moeder van de Kerk is.
Als wij vandaag in deze basiliek zijn, mogen wij heel bijzonder in verbondenheid bidden met Maria de Moeder Gods, die het aandurfde om in kracht van de heilige Geest te zeggen: Mij geschiede naar uw woord (Lc. 1, 38). “Dat met mij moge gebeuren wat U van mij vraagt, God.”
In verbondenheid met Maria, staan we stil bij haar leven in geloof. Al zijn de passages in het evangelie en in de Handelingen van de Apostelen niet talrijk, het wordt duidelijk dat Maria de gelovige bij uitstek is die haar leven heeft toevertrouwd aan de Heer. Die beeld is van de Kerk, omdat zij haar hart opende voor Gods plan met onze wereld, haar hart opende voor Gods geschiedenis met ons mensen. En eenmaal moeder geworden van Gods Zoon was zij voortdurend betrokken op Gods plannen. Er staat meerdere keren dat zij alles bewaarde in haar hart (Lc. 2, 19.51). Dat betekent dat ze bad, dat ze ook overwoog wat ze te zien en te horen kreeg, en dat ze ook voortdurend betrokken is geweest op haar Zoon. Hij was altijd onderweg, want de Heer zegt zelf: Ik heb zelfs geen steen om mijn hoofd op te leggen. En de apostelen trokken met Hem mee. En het komt voor dat Maria laat vragen: Wanneer kom je weer eens bij ons? Wanneer kom je weer eens thuis? En dan zegt de Heer: Mijn broers en zussen zijn zij die de wil van de Vader doen (Mt. 12, 46-50). De ‘familia Dei’ die mag groeien door Gods liefde, door de kracht van de heilige Geest en door de toewijding van zovelen, met op de eerste plaats Maria.
Maria was aanwezig op hele belangrijke momenten in onze geschiedenis met de Heer. Vandaag in het evangelie hoorden we hoe zij tot onder het kruis trouw bleef aan haar zoon. Het zal je maar gebeuren, als je kind te sterven hangt. Het zal je maar gebeuren, als degene van wie je zielsveel houdt en waar je je hele leven aan hebt toegewijd, stervende is. Door kwaad van anderen, terwijl Hij louter liefde en nog eens liefde heeft getoond en gegeven. En onder dat kruis daar is het waar Maria werkelijk nogmaals woorden van haar Zoon mag vernemen: Vrouw, zie daar uw zoon, zoon zie daar uw moeder (Joh. 19, 26-27).
Vanouds heeft de Kerk deze bijzondere woorden van de Heer verstaan als een bemoediging, als een geschenk, dat Maria ons is gegeven als moeder van de Kerk. Dat zij die toegewijd is aan haar Zoon ook toegewijd wil zijn aan ons, pelgrims van geloof onderweg. En op de eerste plaats was zij dat in de nabijheid van de apostelen. Jezus sterft, Hij geeft zijn leven aan het kruis en het moet voor de apostelen een moment geweest zijn dat alles uit hun handen was geslagen. En Maria, de diepbedroefde moeder. Het was haar al gezegd: Uw hart zal worden doorboord door een zwaard (Lc. 2, 34). Zoveel verdriet heeft zij te dragen.
Maar na een aantal dagen, voorbij hoop en vrees, mag men horen, en mogen ook de apostelen en Maria horen, dat de Heer leeft, dat Hij is opgestaan, Hij is verrezen (Lc. 23, 5). En eenmaal verrezen is het belangrijk om de band met de Heer nog meer te verdiepen. Als de apostelen Hem zien, met nog de gaten van de spijkers in de handen en de voeten, komen zij langzaam weer tot groot vertrouwen. Het staat zo mooi in de tijd na Pasen, dat ze vreugdevol waren, maar ook vol verbazing. En Maria, zo lezen wij in de eerste lezing, uit het boek Handelingen, verbindt zich met de apostelen om te bidden om de kracht uit den hoge, om de kracht van de heilige Geest (Hand. 1, 12-14).
Het was de apostelen meerdere keren beloofd, wanneer Jezus zei: Ik zal u een helper sturen die u alles in herinnering roept en die u ook als trooster en als helper zal dienen. De ‘geest van de waarheid’, eretitel van de heilige Geest (Joh. 14, 15-17.25-26). Maar dan, als de Heer gestorven is en verrezen, komt het moment om daar ontvankelijk voor te worden, die belofte van Christus. En we horen vandaag hoe Maria met de leerlingen samen in gebed is.
Broeders en zusters, Maria is niet weg te denken uit onze Kerk. Ze staat zo dicht bij het leven van haar Zoon dat ze er voor altijd mee verbonden is. En omdat zij zo dicht bij die belangrijke momenten in Gods heilsgeschiedenis aanwezig is bij de apostelen, mogen we er ook op vertrouwen dat ze bij ons blijft met haar gebed, met haar geloof, met haar liefde.
Maria, gestorven, is ten hemel opgenomen. Het Tweede Vaticaans Concilie (Lumen gentium) zegt: zij is een pelgrim bij uitstek die nu reeds deelt in het leven bij God, maar die met ons pelgrims blijft meebidden, totdat ook wij de ontmoeting met de Heer hebben bereikt. Zo zijn we hier als bisschoppen van Nederland bijeen in Rome. Pelgrimerende bisschoppen, deel van het wereldwijde bisschoppencollege met de paus als hoofd, en mensen die zich toevertrouwen in geloof aan Maria, die de eerste van alle gelovigen is. En als Maria zo dicht bij haar Heer is, bij zijn sterven aan het kruis, en bij de komst van de heilige Geest, dan mogen wij erop vertrouwen dat zij -reeds bij haar Zoon, maar nog steeds verbonden met ons pelgrims- ook op belangrijke momenten in de geschiedenis van de Kerk met ons verbonden blijft. Bidden wij dat ze ook vandaag ons met haar voorbede, met haar voorspraak mag sterken.
Er zijn veel verwachtingen bij een ad limina bezoek en we zijn boven verwachting gesterkt in geloof, hoop en liefde. En mogen we ook dat geloof, die liefde en die hoop doorgeven aan allen met wie wij in Nederland in geloof verbonden zijn. Geven wat we ook zelf hebben ontvangen, doorgeven wat we ook zelf als geschenk hebben gekregen. We mogen Gods woord in onze mond nemen wanneer we allereerst zijn woord in ons hart bewaren. En de Heer heeft gezegd: Ik ben met u tot aan het einde van de wereld (Mt. 28, 20). Mogen wij als pelgrims, als pelgrimerende bisschoppen, met vertrouwen naar huis terugkeren, in verbondenheid met de wereldwijde Kerk, verzekerd van het gebed van de heilige vader en in geloof verbonden met Maria die pelgrim is bij uitstek en onze voorspreekster elke dag opnieuw. Amen.