Bisdom Haarlem-Amsterdam










De aflaat en het Jubeljaar

Een groep pelgrims wacht om door de Heilige Deur te gaan
Een groep pelgrims wacht om door de Heilige Deur te gaan

De aflaat en het Jubel­jaar zijn op een bij­zon­dere wijze met elkaar verbon­den. Dit is al zicht­baar in de bijbel­ver­zen die ten grond­slag liggen aan de traditie van het Jubel­jaar: “Dat vijf­tigste jaar moet een heilig jaar voor u zijn: dan moet ge in het land afkon­digen dat alle bewoners hun slaven vrijlaten. Het moet een jubel­jaar voor u zijn; ieder­een wordt her­steld in zijn vroe­ger bezit en keert terug naar zijn familie”. (Lev. 25,10)

Als alle ‘mate­rië­le’ slaven in het jubel­jaar vrij­ge­la­ten wor­den, hoeveel te meer wij allen die als het ware slaaf zijn van de zonde. Het jubel­jaar is dus ook in het bij­zon­der een jaar van ver­zoe­ning en be­vrij­ding. Door de zonde hebben we de band met God, andere mensen en ons­zelf bescha­digd. Zonden wor­den door God ver­ge­ven in het sacra­ment van boete en ver­zoe­ning. Dat wil echter niet zeggen dat het kwaad dat door de zonde is aan­ge­richt dan is weggepoetst. De volgende gelijkenis maakt dit mooi dui­de­lijk:

Een man krijgt ruzie met een vriend van hem. Hij is zo boos dat hij diens TV uit het raam werpt. Een maand later krijgt de man spijt en vraagt zijn vriend om ver­ge­ving. De vriend strijkt over zijn hart en vergeeft hem. Maar daar­mee zijn de kosten van een nieuwe TV nog niet gecompenseerd. De man vraagt zijn vriend wat hij het liefste wil: een nieuwe TV of een geld­be­drag. De vriend is echter zo barm­har­tig dat hij zegt geen van beide te willen. Hij heeft de man dus niet alleen ver­ge­ving ge­schon­ken, maar hij scheldt ook zijn straf (de compen­sa­tie) kwijt.

Aan een zonde zit dus een dubbele con­se­quentie: ener­zijds de schuld die wordt ver­ge­ven in het sacra­ment van de biecht, ander­zijds de straf die wordt goed­ge­maakt met gebe­den, daden van naasten­liefde en derge­lijke. Het woord “straf” klinkt wat streng, maar moet in deze context wor­den opgevat als “het goed maken”, zoals in de vergelij­king met de TV. Mochten we op het moment van onze dood nog niet alles hebben goed­ge­maakt, dan gebeurt dat in het vagevuur, want we kunnen pas de hemel in als we helemaal schoon en voor­be­reid zijn.

Het jubel­jaar is een jaar
van ver­zoe­ning en be­vrij­ding,
waarin zon­den wor­den ver­ge­ven
en straf kan wor­den goed­ge­maakt

Nu dus de aflaat. De Cate­chis­mus van de katho­lie­ke Kerk legt uit: “Een volle aflaat is volgens de ker­ke­lijke leer de volle­dige kwijtschel­ding ten overstaan van God van tij­de­lijke straffen voor zon­den die, wat de schuld betreft, al ver­ge­ven wer­den. Dat betekent dat de ziel van de gelo­vi­ge die een volle aflaat heeft ver­diend, nadat hij of zij is gestorven, direct naar de hemel gaat.” Er wordt hier mooi ge­spro­ken over “tij­de­lijke straffen”. De “eeuwige straf”, name­lijk de hel, als gevolg van de zonde, is name­lijk door Jezus al weg­ge­no­men. Hij laat alleen nog een klein stukje aan ons over, zodat wij zelf kunnen bijdragen aan het “goed maken”. Het is ook heel mooi om een aflaat aan God aan te bie­den voor een over­le­de­ne. Dan zal deze hierdoor gelijk vanuit het vagevuur naar de hemel gaan.

Aan het ver­krij­gen van een aflaat zijn altijd de volgende voor­waar­den verbon­den:

  • Biecht
  • Eucha­ris­ti­sche communie
  • Gebed voor de intenties van de paus (bij­voor­beeld een Onze­va­der en een Wees­ge­groet)
  • En dan na­tuur­lijk het “werk” waarvoor de aflaat gegeven wordt (zie ver­derop)

Een volle aflaat kan slechts eenmaal op een dag wor­den verkregen. De drie voor­waar­den kunnen een week voor of na het vol­bren­gen van het voorge­schre­ven werk wor­den vervuld, al is het wel mooi om de communie en de biecht te ont­van­gen op de dag van het werk zelf. Zo kun je dus, als je ongeveer om de week biecht, elke dag een aflaat ont­van­gen!

Er zijn veel werken waarvoor men een volle aflaat kan verdienen, bij­voor­beeld door minimaal een half uur eucha­ris­ti­sche Aanbid­ding of door het gemeen­schap­pe­lijk bid­den van de rozen­krans. In het jubel­jaar heeft de paus negen speciale werken aangewezen:

  1. Een pelgrims­tocht naar één van de heilige jubileum­plaatsen. Dat zijn in Rome de Sint-Pieters­basi­liek en de andere pau­se­lijke basilieken; in het Heilig Land één van de drie basilieken; in alle bis­dom­men de ka­the­draal en de door de bis­schop aangewezen andere pelgrims­kerken - waar­on­der het Hei­lig­dom van Onze Lieve Vrouw ter Nood;
  2. Een bezoek aan een jubileum­plaats zon­der pelgrims­tocht, maar wel met een tijd van gebed aldaar;
  3. Voor degenen die niet in staat zijn tot de twee boven­staande moge­lijk­he­den: door zich gees­te­lijk te verenigen met degenen die dit wel doen en zich, indien moge­lijk, ook via com­mu­ni­ca­tiemedia bij hen aan te sluiten;
  4. Deelname aan volks­mis­sies, gees­te­lij­ke oefe­ningen of vor­mings­acti­vi­teiten over teksten van het Tweede Vati­caans Concilie en de Cate­chis­mus van de katho­lie­ke Kerk;
  5. Gebed (bijv. een rozen­hoedje) voor de zielen in het vagevuur. Bij dit aflaat­werk geldt dat hiermee een tweede kan wor­den verkregen als de aflaat wordt aan­ge­bo­den voor de zielen in het vagevuur. Je kunt in dat geval dus een aflaat voor jezelf ver­krij­gen (met een ander werk) en eentje voor een ziel in het vagevuur (met dit werk). Dan moet je wel op deze dag een tweede keer de communie ont­van­gen in de H. Mis.
  6. Werken van barm­har­tig­heid, dit gaat zowel om de licha­me­lijke als de gees­te­lij­ke werken van barm­har­tig­heid.
  7. Offertjes die de geest van boetedoe­ning op een concrete en genereuze wijze belichamen. Bij­voor­beeld op een vrij­dag ont­hou­den van onno­dige aflei­dingen, vasten m.b.t. (bepaalde) voe­ding en het bespaarde geld aan de armen schenken;
  8. En passend deel van onze tijd beste­den aan vrij­wil­li­gers­werk;
  9. De pau­se­lijke zegen ont­van­gen van de bis­schop bij de be­lang­rijk­ste vie­ring van dit Jubel­jaar in de ka­the­draal of een jubileum­kerk.

Nu komen we bij mis­schien wel het be­lang­rijk­ste punt: een aflaat kan alleen maar ver­diend wor­den, wanneer aan een juiste gesteltenis is voldaan. Wat is dan deze juiste gesteltenis? Paus Paulus VI schrijft hierover:

“[...] dat hij God liefheeft, de zon­den verafschuwt, gelovig ver­trouwen heeft op de ver­diensten van Christus de Heer en vast gelooft dat de ge­meen­schap der heiligen voor hem van groot belang is” (ID, 10).

Het is dus geheel ten onrechte dat de aflaat soms gezien wordt als een manier om “de hemel te kopen” terwijl je rus­tig doorgaat met zon­digen. Om über­haupt een aflaat te kunnen ont­van­gen, moet je van God hou­den en de zonde verafschuwen. Je moet dus het verlangen hebben om niet alleen de doodzonde, maar ook de dage­lijkse zonde te mij­den; om volle­dig de wil van God te willen doen in je leven.

Een volle aflaat biedt
directe toegang tot de hemel,
mits je God liefhebt en de zonde verafschuwt.

Ook om dit laatste is de aflaat zoiets moois: het doet ons telkens bewust kiezen voor God, tegen de zonde. Het is niet iets tech­nisch dat we door een bepaalde han­de­ling verdienen, het is een goed werk, waardoor we, wanneer we de juiste gesteltenis hebben en aan de overige voor­waar­den voldoen, op krach­tige wijze mee­werken aan ons eigen heil en het heil van de zielen in het vagevuur. En ook al vraag je God om de aflaat toe te wijzen aan een ziel in het vagevuur, ver­trouw er maar op dat deze ook voor jouw eigen gees­te­lijk leven vrucht­baar zal zijn.

Laten we dus ons best doen om dit jaar het vagevuur te legen en onze eigen ziel zuiver te hou­den van alle smet: kind van God, volle­dig met Hem verzoend en zon­der straffen.

Jubeljaar





Bisdom Haarlem - Amsterdam • Postbus 1053 • 2001 BB  Haarlem • (023) 511 26 00 • info@bisdomhaarlem-amsterdam.nlDisclaimerDeze website is gerealiseerd door iMoose