Nacht van Kersten
Kabinetsval over gezantschap bij de paus
Het jaar 2025 is politiek een onrustig verkiezingsjaar. Dat was 1925 ook. Na de Tweede- Kamerverkiezingen van 1 juli werd het eerste kabinet onder leiding van Hendrik Colijn gevormd, dat aantrad op 4 augustus. Na tien weken kwam het al ten val, op 11 november 1925, wat de ‘Nacht van Kersten’ is gaan heten. Wat gebeurde er honderd jaar geleden?
Het politieke najaar is de tijd van de besprekingen in het Parlement van de ministeriële begrotingen. Zo ook in 1925. Op 10 november besprak de Tweede Kamer de begroting van het Ministerie van Buitenlandse Zaken, dat het Kabinet-Colijn I bij de Miljoenennota op Prinsjesdag had gepresenteerd. Bij die bespreking diende Gerrit Kersten, fractievoorzitter van de in 1918 door hem opgerichte Staatkundig-Gereformeerde Partij (SGP) in de late uren van 10 november een amendement in, dat het einde van het kabinet inluidde.
SGP-leider Kersten
Gerrit Kersten (1882-1948) was gereformeerd dominee en oprichter van de SGP. Deze orthodox-protestantse partij, die politiek voert op grondslag van de Bijbel, is sinds 1922 in de Tweede Kamer vertegenwoordigd. Kersten verzette zich in de Kamer tegen vrouwenemancipatie, verplichte verzekeringen, de Olympische Spelen (van 1928 in Amsterdam), crematie, toneel en bioscopen. Ook stond hij bekend om zijn antikatholieke houding.
Gezantschap bij de Heilige Stoel
Sinds de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden in 1588 was Nederland een protestantse natie. In 1813 ontstaat het Koninkrijk der Nederlanden (het huidige Nederland en België omvattend) met koning Willem I als staatshoofd. In 1814 stelde hij een Nederlandse vertegenwoordiger aan bij de Heilige Stoel. Die vertegenwoordiger kreeg in 1866 de diplomatieke titel en rang van ‘gezant’. In 1870 werd de Pauselijke Staat (in het middendeel van Italië) ingenomen door Italiaanse troepen en samengevoegd tot wat nu Italië is. Hierdoor kwam een einde aan de wereldlijke macht van de paus, die zich terugtrok in het apostolisch paleis in Vaticaanstad.
In november 1871 stemde de Tweede Kamer voor het schrappen van het gezantschap bij de paus. De Pauselijke Staat bestond immers niet meer. Dit tot groot ongenoegen van het katholieke bevolkingsdeel, dat door hun emancipatie in de tweede helft van de negentiende eeuw aan zichtbaarheid, macht, aantal en aanzien groeide. Om diplomatieke redenen werd in 1915, tijdens de Eerste Wereldoorlog, besloten een tijdelijk gezantschap bij de Heilige Stoel aan te stellen. De voornaamste reden hiervoor was het belang van Nederland om in Rome diplomatieke contacten te hebben in verband met vredesbesprekingen. Het Vaticaan was in die tijd het enige diplomatieke knooppunt van de wereld, waar vele landen vertegenwoordigd waren. Na de oorlog bleef het gezantschap gehandhaafd.
Vaticaancrisis 1925
SGP-Kamerlid Kersten had in de jaren 1922, 1923 en 1924 bij de behandeling in de Tweede Kamer van de begroting van Buitenlandse Zaken telkens amendementen ingediend om een einde te maken aan dat gezantschap, maar ze werden bij de stemmingen steeds verworpen. Tot november 1925. In de nacht van 10 op 11 november diende Kersten opnieuw een amendement in voor opheffing van het Nederlandse gezantschap bij het Vaticaan door het bedrag, wat dit gezantschap kostte, als bezuiniging op de begroting in te dienen.

Heilige Stoel
De (soevereine) Staat van Vaticaanstad wordt in diplomatieke kringen ‘Heilige Stoel’ genoemd. Een ambassadeur is niet bij Vaticaanstad of bij de paus benoemd, maar bij de Heilige Stoel. De term ‘Heilige Stoel’ verwijst naar de paus en de Romeinse Curie die de Katholieke Kerk bestuurt, niet naar het grondgebied van Vaticaanstad zelf. Het benadrukt de opvolging van Sint-Petrus en de universele autoriteit van de paus over de Kerk.
De SGP had na de verkiezingen van 1925 twee zetels in de Kamer. Samen met fractiegenoot Pieter Zandt voerde Kersten aan dat door de verkiezingen gewijzigde verhoudingen waren ontstaan. Terwijl de vergaderzaal al bijna leeg was, dienden Zandt en Kersten het amendement in. Drie leden van de protestantse Christelijk-Historische Unie (CHU) ondersteunden dit wijzigingsvoorstel. Fractievoorzitter Wiel Nolens van de Roomsch-Katholieke Staatspartij (RKSP), coalitiepartij van Kabinet-Colijn I, sprak een onaanvaardbaar uit en waarschuwde dat dit SGP-voorstel voor de RKSP aanleiding kon zijn om de steun voor het kabinet (van ARP, CHU en RKSP) in te trekken.
De dag erna volgden de stemmingen. Het amendement Kersten werd (met 52 tegen 42 stemmen) niet alleen gesteund door de gehele oppositie, die het conflict als een mooie gelegenheid zag om het christelijke kabinet beentje te lichten, maar ook door regeringspartij CHU. Dezelfde dag dienden de vier katholieke ministers hun ontslag in en daarmee betekende de ‘Nacht van Kersten’ de val van dit Kabinet-Colijn.
Ambassadeur bij de paus
Het Nederlandse gezantschap bij de Heilige Stoel werd in 1926 opgeheven om pas in 1944 tijdens de Tweede Wereldoorlog weer te worden hersteld. Het oorlogskabinet in London stelde dit in 1943 voor, waarbij de voornaamste oppositie van koningin Wilhelmina kwam. Toen minister Eelco van Kleffens van Buitenlandse Zaken dreigde met aftreden, stemde ze met het voorstel in. Tot op de dag van vandaag is Nederland met een ambassadeur vertegenwoordigd bij de Heilige Stoel (de Staat van Vaticaanstad, dat sinds 11 februari 1929 weer soevereine staat is).
Dit artikel is overgenomen uit bisdomblad SamenKerk van November 2025









