Geschiedenis 5
Mgr. F.J. van Vree, de eerste bisschop van Groot-Haarlem
De derde bisschop van Haarlem, de eerste na het herstel van de hiërarchie in 1853, was Franciscus Josefus van Vree.
Hij was geboren in Rhenoy, in de Betuwe, in 1807. Al snel na zijn priesterwijding werd hij leraar in Katwijk, het kleinseminarie van noordelijk Nederland. Van 1836 tot 1838 doceerde hij daar klassieke talen, vooral Latijn. Van 1838 tot 1842 was hij ook directeur. Toen werd Katwijk aan de paters Jezuïeten overgedragen, en ‘omgebouwd’ tot een gewoon college, voor alle katholieke jongens toegankelijk. Van Vree werd president van het grootseminarie Warmond, de enige priesteropleiding in Noord Nederland.
Een belangrijk en invloedrijk man was hij toen: hij had een eigen maandblad opgericht, De Katholiek, en hij leidde en redigeerde het. Zo oefende hij veel invloed uit. Hij werd ook veel geraadpleegd door de nuntius in Den Haag, die hoofd van de “Hollandse Missie” was: het Nederland van boven de grote rivieren waar geen Apostolische Vicarissen waren, en waar men echt uitzag naar het herstel van het bisschoppelijk bestuur.
Vijf bisdommen, één wijding
Op 4 maart 1853 werd het bisdom Haarlem heropgericht, en F.J.van Vree werd tot bisschop van Haarlem benoemd. Op 22 april werd hij door Mgr.Belgrado, de nuntius, “in het bezit van zijn zetel gesteld”. De nuntius leidde hem naar de opgestelde zetel in de St.Jozefkerk in Haarlem, die daarmee tot kathedraal was verheven.
Op 15 mei werd Mgr. Van Vree door aartsbisschop Zwijsen in de seminariekapel te Haaren bij Den Bosch gewijd. De enige bisschopswijding, die nodig was bij het herstel van de bisschoppelijke hiërarchie. Want de apostolische vicarissen van Roermond, van Den Bosch en van Breda, die nu zetelend bisschop werden, waren in 1840 al tot bisschop gewijd, en mgr. Zwijsen, vicaris van Den Bosch, werd nu aartsbisschop van Utrecht, en administrator van Den Bosch. Hij bleef wonen in Huize Gerra, een villa halfweg tussen Den Bosch en Tilburg, genoemd naar Gerra, het bisdom ‘in partibus infidelium’ waar Zwijsen tot dan toe bisschop van was.
De aprilbeweging
Drie bisschoppen in het zuiden, één in het noorden. Dat was al zo tot 1851, toen Mgr. Wijckersloot, de bisschop van Curium, overleed. Hij zou ongetwijfeld door een nieuwe wijbisschop vervangen zijn. En voor de gewone man zou alles gewoon doorgaan zoals altijd. Zeker: er is enig kerkjuridisch onderscheid tussen een zetelend bisschop en een apostolisch vicaris, maar niemand merkt daar wat van.
Vanwaar dan al die commotie in april 1853? Protestanten protesteerden tegen de nieuwe regelingen van het bisschoppelijk bestuur. Adressen werden gericht aan de koning: Laat dit toch niet toe! Een groep protestanten richtte zich rechtstreeks tot de koning, en werd door hem ontvangen.
De ministerpresident, Johan Rudolf Thorbecke, had de koning geadviseerd te antwoorden: Er is in Nederland sinds 1848 vrijheid van vereniging, en de katholieken hebben daar gebruik van gemaakt. Maar de koning antwoordde met wat algemeenheden: “Deze dag heeft Nederland en Oranje nader bijeengebracht”.
De regering nam dat niet. De koning is onschendbaar, de ministers zijn verantwoordelijk. Het kabinet wilde de toespraak van de koning niet voor zijn verantwoordelijkheid nemen en trad af.
Floris van Hall vormde een nieuw kabinet. Eerste daad: indiening van de wet op de kerkgenootschappen. Een wet om de katholieken onder de duim te houden. Meest belangrijke punt: het processieverbod. Waar het tot 1848 geen gewoonte was, mochten nu en in de toekomst geen processies gehouden worden. In Holland mocht het dus alleen in Laren, dat toen nog niet tot het bisdom Haarlem hoorde.
Twee punten in de wet over de bisschoppen: zij mochten zich wel bisschop van Utrecht, Haarlem etc. noemen, maar konden daaraan geen rechten ontlenen over het bestuur van de stad. Alsof de dominee van Emmeloord zich ooit heer van Emmeloord zou kunnen noemen. Tweede punt: de regering moest toestemming geven aan een bisschop om zich in zijn standplaats te vestigen. Een standplaats moest “geschikt” bevonden worden.
De bisschoppen op hun beurt deden geen enkele moeite de regering te verzoeken hun zetelplaats geschikt te verklaren. Ze lieten de zaak bewust op zijn beloop. Niets belette “burger” J.P.van Vree zich in Haarlem te vestigen. Niets belette diezelfde burger zich bisschop van Haarlem te noemen. Alleen op de brieven, die hij als bisschop deed uitgaan, liet hij Sassenheim als zijn woonplaats aangeven. En de regering verklaarde langzamerhand min of meer eigener beweging iedere plaats geschikt. In 1871 werd ook Haarlem geschikt verklaard als vestigingsplaats voor de bisschop van Haarlem.
Van Vree toonde zich een krachtig bestuurder. Zijn uitgebreide bisdom telde veel grote steden, met flinke aantallen katholieken.
Volgens de volkstelling van 1848 telde Amsterdam 220.000 inwoners, van wie een kwart r.k. was. Den Haag 70.000 inwoners, 20.000 katholiek. Leiden 40.000, 12.000 r.k. Haarlem 25.000, 12.000 r.k. Dordtrecht 21.000, 3000 r.k. Delft 18.000, 7000 r.k., Middelburg 16.000, 2000 r.k., Gouda 15.000, 5000 r.k., Schiedam 13.000, 6000 r.k., Zaandam 12.000, 2000 r.k.
In de steden van Zuid-Holland hadden allerlei paters, nadat een groot deel van de wereldheren daar zich bij het Utrechtse schisma van 1723 van Rome had losgemaakt, de zielzorg onder de roomskatholieken overgenomen.
Zij zouden - in tegenstelling tot wat in die tijd en ook nu nog in vele landen gewoonte was - hier nu ook eigen parochies krijgen in de steden. Maar de preciese indeling in parochies, en het oprichten van redelijk grote parochies in de verschillende grotere steden, bracht vele moeilijkheden mee. Met veel moeite, veel praten, veel regelen met geven en nemen, slaagde de bisschop erin het bisdom in een aanvaardbaar aantal parochies te verdelen.
Acht jaar heeft mgr. F.J. van Vree het bisdom Haarlem bestuurd. In 1861 stierf hij plotseling, nog maar 53 jaar oud.
|