Derde zondag van de Advent (C)
Zondag 16 december 2012
gepubliceerd: dinsdag, 11 december 2012
“De mensen stelden Hem nu de vraag: ‘Wat moeten wij dan doen?’” (Lc.3,10).
Aan deze vraag gaat een keuze vooraf: wel of niet mee willen.
In het laatste geval kiezen we voor het nihilisme, het beweren dat alles niets is. En iedereen kiest daarvoor als hij of zij geen goede basis heeft.
Nihilisme is niet iets verafs, uit vreemde boeken of van libertijnse humanisten: het zit in iedere mens die geen reden ziet in de dingen, de mensen om hem heen, zijn eigen leven.
“Arme stem van iemand die niet bestaat
Zo is onze stem, als ze geen reden heeft
Ze moet huilen, ze moet smeken
Dat de adem van het leven geen einde heeft” zingt Adriana Mascagni.
Wie zichzelf centraal stelt vergeet dat hij afhankelijk is, of, positiever gezegd, dat hij iemand toebehoort. "Laat mij merken dat je bij mij bent, opdat ik weet of ik werkelijk echt ben" zegt de verliefde dichter. Zelfs een materialist als Karl Marx beaamt dit in een brief aan zijn vrouw Jenny: “Niet de liefde voor het werk van Feuerbach, (...) niet die voor het proletariaat, maar de liefde voor de geliefde, voor jou, laat de mens weer mens worden”.
Deze afhankelijkheid geldt voor elke mens, wiens bestaan en bestemming niet los kunnen worden gedacht van de Schepper.
“Dan moet ze zingen, omdat er het leven is;
Heel het leven vraagt de eeuwigheid
Ze kan niet sterven, ze heeft geen einde,
onze stem, die het leven vraagt aan de Liefde.
Het is geen arme stem van een mens die niet bestaat:
onze stem zingt met een reden.”
De vraag van de mensen op de Jordaanoever aan Johannes: “Wat moeten wij doen?”, drukt die afhankelijkheid uit.
Het antwoord van de Doper is: bekering, want alleen met een gelouterd hart zijn wij in staat om het Lam Gods te zien, als het zich straks vertoont tussen Johannes’ leerlingen. Maar dan is de vraag van Andreas en Johannes niet meer: “Wat moeten wij doen?” maar “Meester, waar woont U?”. Dan is de vraag uitdrukking van het besef, dat het Antwoord vóór hen staat.
wp