Homilie bij de bisschopswijding
gepubliceerd: woensdag, 14 december 2011
Je wordt bisschop in een fascinerende, maar ook dramatische tijd. Een tijd waarin de wereld worstelt om oplossingen te vinden voor immense economische sociale en klimatologische problemen. Maar ze worstelt zonder God.
Het geloof is in veel harten verdampt. De kerk gemarginaliseerd. En toch, desondanks of misschien juist daarom, is haar stem gevraagd. Je zult snel genoeg merken dat wat je als bisschop doet of zegt, nog steeds relevantie heeft voor veel mensen. Zeker als het wringt met het gevoelen van de tijd, is het al gauw voorpaginanieuws. Zo marginaal zijn we blijkbaar ook weer niet.
We merken het ook aan de trieste erfenis van het seksueel misbruik. Het verheugt me oprecht dat enkele slachtoffers, met wie we veel contact gehad hebben, hier vandaag aanwezig zijn. Omwille van hen gaat de Kerk terecht heel ver in het openleggen van zeventig jaar kerkgeschiedenis. We hopen dat uit dit pijnlijk proces voor hen een zekere heling voortkomt en voor de Kerk zuivering. En al mag het soms wat onrechtvaardig aanvoelen dat de samenleving zich zoveel meer opwindt over misbruik in de Kerk dat vaak ver terug ligt dan over misbruik dat in onze dagen breed in de samenleving voorkomt, toch moeten we dat accepteren. Bij velen zit er een oprechte teleurstelling in dat juist de Kerk als morele instantie hier zozeer verzaakt heeft. In een tijd die nergens meer houvast lijkt te vinden, verlangen velen, wellicht onbewust, toch oriëntatie en richting van de Kerk. Zo marginaal zijn we ook hier blijkbaar niet. Het legt op ons een grote verantwoordelijkheid om verloren vertrouwen terug te winnen.
Tegelijk weten we als herders maar al te goed dat de Kerk altijd heilig en zondig tegelijk is. De Heer werkt tenslotte niet met geesten of supermensen, maar met gewone zwakke mensen om anderen naar God te brengen. Zo is het altijd geweest. Toen Jezus in het nauw raakte, bleef slechts één apostel trouw tot onder het kruis. Zijn naam was Johannes. Je bent naar hem vernoemd, en draagt zijn teken, de adelaar, in je wapen. Het is passend. Zolang ik je ken heb ik je onwrikbare geloof gezien, je liefde voor de Heer, en je bescheidenheid van natuur. Tegenstand, teleurstelling of problemen zullen je niet snel van Christus losweken. En zij zullen er onherroepelijk komen. Christus vragen betekent ook zijn kruis willen dragen. Zeker in deze tijd is dat essentieel voor een herder, die anderen in hun geloof moet sterken. Zeker voor een bisschop. Dit is geen tijd van palmtakken en toejuichingen.
Als de Heer zijn kerk aan Petrus toevertrouwt, vraagt Hij niet eerst naar zijn diploma’s of ambities, maar tast naar zijn geloof en zijn liefde. We hoorden het in het evangelie. “Simon, zoon van Johannes, hebt ge Mij meer lief dan dezen Mij liefhebben?” Wie het meest liefheeft, is het meest geschikt om herder te zijn. Christus bouwt zijn Kerk ten diepste niet op menselijke prestaties en capaciteiten; niet op marketingstrategieën of organisatiemodellen; zelfs niet primair op morele kracht en deugdzaamheid. Dat zien we bij Petrus zo goed, die het op beslissende momenten zo schromelijk laat afweten. Nee, Hij bouwt op mensen, die bouwen op Hem, die ondanks gebrokenheid en falen, van Hem alle heil en alle leven verwachten.
Ik heb het al eerder gezegd: je bent geen christen, omdat je zoveel beter bent dan anderen - de eerste christenen werden gerekruteerd uit zondaars, tollenaars en publieke vrouwen - maar omdat je hoop ergens anders ligt; omdat je beseft dat je verlossing en vergeving nodig hebt, en die je in Christus gegeven wordt. Als herders staan we ook zelf onder het Woord, en hebben ook zelf vergeving nodig. Dat mogen mensen best weten. Onze taak is het om de Blijde Boodschap onverkort te verkondigen, en de Kerk van Christus op koers te houden van zijn wil en wet, maar tegelijk om naast mensen te staan in hun worsteling naar groei in geloof en vervolmaking van leven. Samen gaan we de weg naar de hemel. Zoals Augustinus het zo mooi zegt: "Voor u ben ik bisschop, met u ben ik gelovige." Met u stel ik al mijn hoop op de Christus, mijn God en mijn Redder.
Daarin is ons geloof uniek. We hebben een Verlosser. Je hoeft het niet allemaal zelf te doen. In zijn kracht mag je steeds weer opstaan. In zijn liefde mag je steeds weer vergeving ontvangen. Met zijn Lichaam en Bloed mag je je ziel steeds weer voeden. Daarvan ben jij, Jan, je diep bewust. Ik herinner me nog uit onze seminarietijd dat ik kort na mijn aankomst de beurt had om misdienaar te zijn. Ik was het nooit geweest en jarenlang vervreemd geweest van de kerk. Ik wist volstrekt niet wat te doen. Jij, en ook anderen, probeerden mij met heftige gebaren en geroep op het juiste pad te krijgen. Overigens zonder veel succes. Uiteindelijk heb ik alles maar in één keer naar het altaar gebracht, vanuit de gedacht: dan is het er maar. Inmiddels heb ik deze achterstand ingelopen, en delen we niet alleen de kennis van inhoud en vorm, maar ook de diepe eerbied voor dit grandioze sacrament van Gods aanwezigheid onder de mensen. In je wapen heb je, evenals je voorganger, dan ook de afbeelding van de heilige hostie in het vuur opgenomen. Een verwijzing naar het Mirakel van Amsterdam waarin dit geloof bevestigd wordt en God, daarvan ben ik overtuigd, zijn stempel op deze stad, ons bisdom, en ons land heeft gedrukt.
Christus laat ons zien wie God werkelijk is. Door zijn woorden en zijn leven, zijn sterven en verrijzen. Zonder Hem kunnen Godsbeelden verwrongen raken. We zien het bij fundamentalistische islamitische stromingen, die terreur plegen in de naam van God. Voor hen is God een soevereine heerser, die onderwerping vraagt, en de intieme christelijke omgang met God als ‘Abba, Vader’ blasfemie. Maar ook in het christendom van onze tijd is er soms die neiging om die intieme omgang God te laten vallen, en Hem aan te spreken als ‘de Enige’ of ‘de Eeuwige’. Het is niet onjuist, maar doet geen recht aan de wijze waarop Hij gekend wil zijn, en zich geopenbaard heeft in zijn Drie-ene majesteit als Vader, Zoon en Geest. Er is geen andere God dan Hij die zich in Christus heeft doen kennen en vlees geworden is. Als Filippus Jezus eens vraagt: Heer, toon ons de Vader!, dan antwoordt Hij verwonderd: hoe kun je dat nu vragen, Filippus? Zolang ben Ik al bij jullie. "Wie Mij ziet, ziet de Vader. De Vader en Ik zijn één". Paus Johannes Paulus zei het ooit over Europa en de Kerk: "Zij zal trinitair zijn, of niet zijn."
Deze Drie-ene God, de mens geworden en gekruisigde Liefde, mogen wij aan de wereld brengen. Een God die ons bemint, meer dan ons hart kan bevatten. Een God die ons nabij is, door zijn Geest, in woord en sacrament, meer dan ons verstand kan bevroeden. Jij hebt dat geloof van jongs af meegekregen en behouden, Jan. Ik heb het ooit verloren en weer teruggevonden, en beseft hoezeer het een onverdiende gave is. Ik herinner me een gesprek met een goede vriend, kort nadat ik tot geloof gekomen was. Hij geloofde niet, maar zonder bitterheid. Hij was een goed mens. We verbaasden ons over elkaar. Hij vroeg: "Hoe doe je dat ... geloven? Geloven in God en een geestelijke wereld, in opstanding en eeuwig leven? Om over Kerk en sacrament nog maar te zwijgen”. Ik kon alleen maar stamelen dat het mij gegeven was als innerlijke zekerheid, en vroeg hem op mijn beurt: "Hoe doe je dat ... niet geloven?” Ook atheïsme is tenslotte een geloof. Ten diepste in zinloosheid en onrechtvaardigheid. Zoals de filosoof en atheïst Sartre ooit eerlijk en consequent schreef: “La vie c’est l’absurdité ... het leven is absurd”. Hoe kun je geloven in absurditeit? Dat voel ik als een kerntaak van iedere bisschop, ja van de kerk überhaupt: voor mensen de weg banen naar God, met woord en sacrament, en door Hem ook naar elkaar. Soms kan er zoveel zijn dat de weg bij een mens naar God verspert: verwrongen Godsbeelden, fouten van anderen, soms helaas ook van de kerk. Fouten van jezelf. Charles de Foucault vertelt hoe hij met z’n twijfels en scepsis naar een priester ging om hem daarover eens flink te onderhouden. Maar de priester zei: belijd eerst maar eens je zonden. Charles de Foucault schrijft dan hoe hij dat deed en toen hij opstond de meeste van z’n vragen waren verdwenen.
Jij hebt, Jan, grote gaven van hoofd en hart om zo herder te zijn in deze tijd, en een lange ervaring in het begeleiden van jonge mensen. Het zal je allemaal van pas komen in je nieuwe ambt. Maar de kern blijft toch Gods geloof en Gods vertrouwen. Daarvoor heb je het woord van Maria als wapenspreuk gekozen: “Doe maar wat Hij u zeggen zal ...” Zij sprak het op de bruiloft van Kana uit mededogen. De Heer wilde zich nog niet met een teken openbaren - “Mijn tijd is nog niet gekomen”, zei Hij - maar Maria negeerde het gewoon en zette met haar onbegrensd vertrouwen en haar liefde voor de mensen, zijn goddelijke kracht in werking. Dat wil ze ook doen in ons leven en onze tijd. Wij delen die bijzondere liefde voor Maria als Moeder van God en mensen, als Medeverlosseres, Middelares en Voorspreekster. Het is een mooie dag om, zoals in Kana, haar ook vandaag te zeggen over Kerk en wereld: Moeder, zo velen hebben geen wijn meer ... ze hebben geen kracht meer, geen hoop, geen vreugde... Op haar voorspraak zal de Heer wonderen doen, ook in onze tijd. Moge zij je in je nieuwe ambt behoeden en bewaren. Amen.
10 december 2011, Homilie bij de wijding van mgr. dr. J.Hendriks tot bisschop
+ Mgr. dr. Jozef M. Punt
Bisschop van Bisdom Haarlem-Amsterdam