Een liefdesverhaal in de Veertigdagentijd
gepubliceerd: donderdag, 28 februari 2019
Als we om ons heen kijken in de wereld van vandaag, dan dringen zich al gauw allerlei negatieve en gewelddadige dingen op de voorgrond.
Zonder het te weten of te willen, kunnen we daardoor terneer gedrukt worden. In ons gemoed weerspiegelt zich zo vaak de onrust van een wereld die God niet goed meer vinden kan, een wereld vol dreiging en spanningen. En je kunt begrijpen dat velen, en lang niet altijd de slechtsten, de druk van al dat negatieve niet meer uithouden en wegvluchten. Wegvluchten in die schijnwereld van een kant en klaar ‘instant geluk’. Ze vallen voor de begoocheling van drugs of storten zich in kortstondige genoegens en hobbelen maar wat verder heen over de diepere vragen van het leven. Het is de tragiek van onze tijd dat zovelen zijn losgeraakt van hun geestelijke grondslag en zijn vastgelopen in het louter materiële, het aardse, en dan moeten ervaren dat ze daarin geen echte levensvervulling kunnen vinden. Het is een ervaring die zo prachtig beschreven wordt in de bekende parabel van de ‘Verloren Zoon’, of misschien juister, van de ‘Barmhartige Vader’. Een parabel van Jezus, die centraal staat in deze tijd.
De verloren zoon is niet slecht maar zoekt het geluk op de verkeerde plaats. “In een ver land”, staat er, ver weg van zijn vader. En daar raakt zijn leven in het slop. Zijn reserves raken uitgeput, de geneugten verbleken, die hele wereld van klatergoud verandert in een varkensstal, en dan, voor het eerst in zijn leven, voelt hij zich leeg, verlaten en komt een gevoel van heimwee op. Zijn ervaring is de ervaring van onze tijd: een mensheid, vervreemd van God, worstelend om niet ten onder te gaan in vervuiling en verwording, zoekt opnieuw naar de grond van haar bestaan, heeft heimwee naar de heelheid van de schepping, heimwee naar het paradijs.
En toen dacht hij terug aan zijn vader, staat er in dit prachtige verhaal. Het is tijd om terug te keren, terug naar de bron van het leven, terug naar de eeuwige liefde die op ons wacht.
Dit prachtige stuk evangelie, ja eigenlijk de hele Schrift, is als het ware één grote liefdesverklaring van de Schepper aan zijn schepsel, een God die zijn liefde voor de mens omschrijft in de taal van een minnaar, zoals in het Hooglied van de liefde, in de liefde van een vader voor zijn zoon, van een moeder voor haar kind. De hele Schrift wil ons moderne mensen er aan herinneren wie we eigenlijk zijn als mens: meer dan louter een product van natuur of evolutie. We zijn groter dan de aarde. Onze diepste oorsprong ligt in die bovennatuurlijke wereld, bij God. Van Hem komt onze eeuwige, onsterfelijke ziel, de bron van onze onaantastbare waardigheid. ‘Ge zijt van Gods geslacht’, zegt de Schrift, ‘en uw Vaderland is in de hemel’.
Op onverwachte momenten kan in een mensenhart zo’n gevoel van heimwee naar God, naar het spontane geloof van je kinderjaren opkomen. Te midden van uitgelatenheid en vertier overvalt je de melancholie, te midden van drukte en mensen voel je je plotseling eenzaam, midden in de rijkdom en welvaart voel je je arm. Het zijn momenten van genade. Momenten waarin het verlangen kan rijpen naar God, de Enige in wie ons hart rust kan vinden. Momenten waarin het besef weer doorbreekt: ik ben geen stofje in een hoekje van een oneindige kosmos, ik heb een Vader! Ik ben geboren uit eeuwige liefde en word gedragen door die liefde.
Het verhaal van de Barmhartige Vader toont ons wat voor een soort vader God is. Een Vader die zijn kind niet opgegeven heeft, maar die met eindeloos geduld elke dag de weg aftuurt om te kijken of Hij hem nog niet terug ziet komen. En als Hij hem eindelijk in de verte ziet aankomen, hem tegemoet snelt, omhelst, alles vergeeft en hem met weldaden overlaadt. Zo’n Vader is God. Een Vader die wacht tot wij moe worden van onze eigen zwakheden en fouten en dan terugkeren naar Hem, die wacht tot de mens loskomt van zijn aardse zorgen, zich zijn geschondenheid bewust wordt en de blik opheft naar Hem. En in die zegenrijke momenten van contact tussen Schepper en schepsel wordt de geest van de mens bevrijd en met nieuwe kracht vervuld. Op die momenten vinden wij onszelf terug zoals we zijn, zoals de Vader ons ziet.
De Veertigdagentijd nodigt ons uit om ons te bezinnen op de relatie die wij met God mogen hebben. Een liefdesrelatie dus, die ons sterkt en bemoedigt. Een hoopvolle relatie omdat het ons de kans geeft opnieuw te beginnen. Een bevrijdende relatie, omdat in de menswording, dood en opstanding van Christus onze geliefde God zelf de consequenties van onze dwaze daden draagt en goedmaakt. Laten we daarom deze gezegende tijd gebruiken om moedig naar Hem terug te keren, of om onze relatie met Hem te vernieuwen en te verdiepen.
In die zin wens ik u allen een heilzame Vastentijd, en straks een vreugdevol en gezegend Pasen.
+ Mgr. dr. Jozef M. Punt
Bisschop van Bisdom Haarlem-Amsterdam