Pesach en Pasen
Witte Donderdag
Wat wij vieren met Pasen is sterk verbonden met het Joodse paasfeest, Pesach. Want tijdens zo’n pesachmaaltijd nam Jezus brood... Hierover schrijven de evangelisten. En wij vieren het bij de eucharistie en in het bijzonder met Witte Donderdag en het paastriduüm. Wat is nu de diepere betekenis van het Joodse paasfeest, en in het bijzonder de pesachmaaltijd?
De diepere betekenis van de religieuze feestdagen valt vaak af te lezen aan de voorbereidingen. Des te meer er moet gebeuren, des te groter het feest. In de Joodse traditie van het pesachfeest, dat net als het christelijke paasfeest in het voorjaar valt, moet het huis helemaal schoongemaakt worden. Er mogen bijvoorbeeld geen kruimeltjes van brood of koek achterblijven. Ook de kinderen worden spelenderwijs betrokken bij deze voorjaarsschoonmaak. Op de avond voor Pesach mogen zij als laatste controle met kaarsjes door het huis gaan op zoek naar restjes brood- en koekkruimels. Alle producten waar gegist graan in zit, moeten worden verwijderd, want Pesach is het feest van de ongedesemde broden. Hier wordt verwezen naar het begin van de uittocht uit Egypte.
Het Joodse pesachfeest is een lentefeest en duurt acht dagen, waarbij de eerste en de laatste twee dagen, de Goede dagen (Jomtov), de belangrijkste zijn. De Goede Week van Palmpasen tot Paasmorgen lijkt hier een beetje op. Met Pesach wordt de bevrijding uit Egypte gevierd: het is een feest van vrijheid. Zij die Hosanna (= kom ons helpen) zingen, zullen de bevrijder herkennen en thuiskomen in de stad van vrede. Het pesachfeest leert ons in het spoor te gaan van de uittocht en ons vertrouwen te stellen op de God van bevrijding. Het bijzondere tijdens deze maaltijd wordt versterkt doordat kinderen telkens weer de vraag stellen: “Waarom is deze avond anders dan alle andere avonden?” Dan wordt uitgelegd dat ieder gerecht zo zijn eigen symbolische verwijzing heeft naar het Exodusverhaal (Ex. 13-15).
Pesach, matse en maror
Volgens de Joodse geleerde Rabban Gamliël moeten met Pesach ieder jaar opnieuw drie begrippen worden besproken en zo worden doorgegeven aan de nieuwe generatie.
Het eerste begrip is Pesach zelf: dit Hebreeuwse woord betekent ‘over iets heenstappen’ of ‘ergens aan voorbij gaan’ en verwijst naar God die aan de Joodse huizen in Egypte voorbij ging, zodat daar de oudste kinderen niet zouden sterven. Op de dag voor de grote bevrijding, na de tien plagen, moest een lam worden geslacht, het pesachlam. Van dit lam werd onmiddellijk gegeten en met het bloed werd de deurpost besmeerd, zodat God wist aan welk huis Hij voorbij kon gaan. Dit gebruik zou later, toen het volk in Israël was, jaarlijks worden gevierd. Het was dan groot feest in Jeruzalem. Alle pelgrims hadden een lam meegebracht om te offeren.’s Avonds werd er gezamenlijk gegeten. Dit vieren wij nog altijd op Witte Donderdag. En de volgende dag, Goede Vrijdag, gedenken wij dat Jezus zelf het geslachte Lam is geworden.
Pesachmaaltijd
Tijdens de maaltijd worden in de juiste volgorde de volgende ingrediënten genuttigd:
- Voorjaarsgroente, groene kruiden, vaak peterselie en radijs (karpas)
- Het ongedesemde brood (matses)
- De bitter smakende groente/kruiden (maror)
- Een zoet mengel van appel, rozijnen en noten (charoset)
- Een gebraden ei (beetsa)
- Een geroosterd lamsbotje (zeroa)
Het tweede begrip is matse: geen gewoon brood maar brood dat alleen uit water en meel is vervaardigd. Daarom blijven ze zo plat, het kan ongegist niet rijzen. Het wordt ook wel ‘ellendebrood’ genoemd en verwijst naar het brood dat de slaven in Egypte te eten kregen. Pesach wordt daarom ook wel ‘het feest van de matses’ genoemd: er was geen tijd om het brood te laten rijzen, want de bevrijding was aanstaande en er was geen andere keuze dan God te volgen. Volgens de Joodse traditie leert het eten van de matses ons dat alleen God ons de vrijheid teruggeeft. Het gebed dat gezongen wordt bij deze maaltijd luidt: dit jaar zijn we nog hier, maar volgend jaar in de stad van vrede. Dit jaar nog als slaven, maar volgend jaar als vrije mensen. Op de schaal liggen drie afgedekte matses. De middelste van de drie wordt eruit gehaald en in tweeën gebroken. Hiervan wordt alleen de kleinste helft gegeten en de rest wordt weer ingepakt. Dit kleine stuk matse staat voor de herinnering aan de armoede en ellende in Egypte, maar verwijst ook naar deze tijd waar mensen in gebrek en onvrijheid moeten leven. Tijdens de maaltijd worden vier bekers wijn gedronken. Het bevrijdingsverhaal kun je proeven.
Het derde en laatste begrip is maror: de bittere kruiden. Hiervoor wordt meestal mierikswortel gebruikt. Wanneer de tranen in de ogen springen bij het eten hiervan worden wij ons ervan bewust hoe bitter de slaventijd was en kunnen wij des te beter de vrijheid waarderen die wij nu genieten. De avonden waarop deze maaltijd plaatsvindt, zijn de eerste twee van Pesach en worden ‘sederavond’ genoemd. Seder betekent 'volgorde' en doelt daarbij op de opeenvolgende perioden: de onvrijheid in Egypte, de doortocht van veertig jaar in de woestijn en de terugkeer in het beloofde land. Dat God ons heeft bevrijd, hoef je niet alleen met Pesach te vieren, maar elke dag van je leven zou je over die uittocht moeten verhalen. De Joodse geleerde Ben Zoma leert in de Haggada (letterlijk ‘vertellingen’ en in de praktijk het ‘programmaboek’ van de sedermaaltijd) dat we God hiervoor iedere dag in ons gebed zouden mogen danken.
God die bevrijdt
De eerste christenen vierden het paasmysterie in het teken van de verrijzenis van Jezus. Zijn lijden en sterven, de neergang in het dodenrijk en zijn opstanding op de derde dag maakten hem het Paaslam. De eerste christelijke paasvierders identificeerden zich in de gedachtenisviering van Pesach ook met hun voorvaderen die uit Egypte wegtrokken en ervaarden dit alsof zij zelf in slavernij zijn geweest. Op deze wijze werd de paasnacht ook de nacht waarin Jezus, de Gezalfde, kwam om de verdrukten te bevrijden en diegenen die God wilden volgen te troosten. Het is daarom ook niet verwonderlijk dat wij heden ten dage, als we tijdens de Paaswake het ‘Lumen Christi’ (= Licht van Christus – red.) binnen brengen, lezen uit het Bijbelboek Exodus en bidden en zingen dat Hij ons allen zal overbrengen ‘van slavernij naar vrijheid, van droefheid naar vreugde, van rouw naar feest, van duisternis naar licht’.
Het paasmysterie vraagt om lef en volharding, om te geloven in een God die bevrijdt. Het is niet voor niets dat wij ons hierop veertig dagen in de vastentijd voorbereiden. Het is een uitdaging om die weg van bevrijding te gaan, om te leven voor en om uit te zien naar die komende wereld. Een wereld waar geen meester-/knechtverhoudingen meer zijn en alle tranen zullen worden uitgewist. Een samenleving waar vrede en gerechtigheid de fundamenten zijn, waar eenieder zijn eigen plek mag hebben en waar brood genoeg is voor allen. Een huis waar God niet aan voorbij gaat, maar waar Hij woont.
(dit artikel is overgenomen uit SamenKerk - editie april 2018)