Bisdom Haarlem-Amsterdam









Pesach en Pasen

Witte Donderdag

gepubliceerd: donderdag, 29 maart 2018

Wat wij vieren met Pasen is sterk verbon­den met het Joodse paas­feest, Pesach. Want tij­dens zo’n pesach­maal­tijd nam Jezus brood... Hierover schrijven de evan­ge­lis­ten. En wij vieren het bij de eucha­ris­tie en in het bij­zon­der met Witte Donder­dag en het paas­tri­duüm. Wat is nu de diepere bete­ke­nis van het Joodse paas­feest, en in het bij­zon­der de pesach­maal­tijd?

De diepere bete­ke­nis van de reli­gi­euze feest­da­gen valt vaak af te lezen aan de voor­be­rei­dingen. Des te meer er moet gebeuren, des te groter het feest. In de Joodse traditie van het pesach­feest, dat net als het chris­te­lijke paas­feest in het voor­jaar valt, moet het huis helemaal schoon­ge­maakt wor­den. Er mogen bij­voor­beeld geen kruimeltjes van brood of koek achter­blij­ven. Ook de kin­de­ren wor­den spelen­der­wijs betrokken bij deze voor­jaarsschoonmaak. Op de avond voor Pesach mogen zij als laatste controle met kaarsjes door het huis gaan op zoek naar restjes brood- en koekkruimels. Alle producten waar gegist graan in zit, moeten wor­den verwij­derd, want Pesach is het feest van de ongedesemde bro­den. Hier wordt verwezen naar het begin van de uit­tocht uit Egypte.

Het Joodse pesach­feest is een lente­feest en duurt acht dagen, waarbij de eerste en de laatste twee dagen, de Goede dagen (Jomtov), de be­lang­rijk­ste zijn. De Goede Week van Palm­pasen tot Paas­mor­gen lijkt hier een beetje op. Met Pesach wordt de be­vrij­ding uit Egypte gevierd: het is een feest van vrij­heid. Zij die Hosanna (= kom ons helpen) zingen, zullen de bevrij­der herkennen en thuis­ko­men in de stad van vrede. Het pesach­feest leert ons in het spoor te gaan van de uit­tocht en ons ver­trouwen te stellen op de God van be­vrij­ding. Het bij­zon­dere tij­dens deze maal­tijd wordt ver­sterkt doordat kin­de­ren telkens weer de vraag stellen: “Waarom is deze avond anders dan alle andere avon­den?” Dan wordt uit­ge­legd dat ieder gerecht zo zijn eigen sym­bo­li­sche ver­wij­zing heeft naar het Exodus­ver­haal (Ex. 13-15).

Pesach, matse en maror

Volgens de Joodse geleerde Rabban Gamliël moeten met Pesach ieder jaar opnieuw drie begrippen wor­den be­spro­ken en zo wor­den doorge­ge­ven aan de nieuwe gene­ra­tie.

Het eerste begrip is Pesach zelf: dit He­breeuwse woord betekent ‘over iets heenstappen’ of ‘ergens aan voorbij gaan’ en ver­wijst naar God die aan de Joodse huizen in Egypte voorbij ging, zodat daar de oudste kin­de­ren niet zou­den sterven. Op de dag voor de grote be­vrij­ding, na de tien plagen, moest een lam wor­den geslacht, het pesachlam. Van dit lam werd on­mid­del­lijk gegeten en met het bloed werd de deur­post besmeerd, zodat God wist aan welk huis Hij voorbij kon gaan. Dit gebruik zou later, toen het volk in Israël was, jaar­lijks wor­den gevierd. Het was dan groot feest in Jeru­za­lem. Alle pelgrims had­den een lam mee­ge­bracht om te offeren.’s Avonds werd er ge­za­men­lijk gegeten. Dit vieren wij nog altijd op Witte Donder­dag. En de volgende dag, Goede Vrij­dag, gedenken wij dat Jezus zelf het geslachte Lam is gewor­den.

Pesach­maal­tijd

Tijdens de maal­tijd wor­den in de juiste volgorde de volgende ingrediënten genut­tigd:

  • Voor­jaarsgroente, groene krui­den, vaak peterselie en radijs (karpas)
  • Het ongedesemde brood (matses)
  • De bitter smakende groente/krui­den (maror)
  • Een zoet mengel van appel, rozijnen en noten (charoset)
  • Een gebra­den ei (beetsa)
  • Een geroosterd lamsbotje (zeroa)

Het tweede begrip is matse: geen gewoon brood maar brood dat alleen uit water en meel is vervaar­digd. Daarom blijven ze zo plat, het kan ongegist niet rijzen. Het wordt ook wel ‘ellende­brood’ genoemd en ver­wijst naar het brood dat de slaven in Egypte te eten kregen. Pesach wordt daarom ook wel ‘het feest van de matses’ genoemd: er was geen tijd om het brood te laten rijzen, want de be­vrij­ding was aan­staande en er was geen andere keuze dan God te volgen. Volgens de Joodse traditie leert het eten van de matses ons dat alleen God ons de vrij­heid terug­geeft. Het gebed dat gezon­gen wordt bij deze maal­tijd luidt: dit jaar zijn we nog hier, maar volgend jaar in de stad van vrede. Dit jaar nog als slaven, maar volgend jaar als vrije mensen. Op de schaal liggen drie afgedekte matses. De middelste van de drie wordt eruit gehaald en in tweeën gebroken. Hier­van wordt alleen de kleinste helft gegeten en de rest wordt weer ingepakt. Dit kleine stuk matse staat voor de her­in­ne­ring aan de armoede en ellende in Egypte, maar ver­wijst ook naar deze tijd waar mensen in gebrek en onvrij­heid moeten leven. Tijdens de maal­tijd wor­den vier bekers wijn gedronken. Het be­vrij­dings­ver­haal kun je proeven.

Het derde en laatste begrip is maror: de bittere krui­den. Hier­voor wordt meestal mierikswor­tel gebruikt. Wanneer de tranen in de ogen springen bij het eten hier­van wor­den wij ons ervan bewust hoe bitter de slaven­tijd was en kunnen wij des te beter de vrij­heid waar­de­ren die wij nu genieten. De avon­den waarop deze maal­tijd plaats­vindt, zijn de eerste twee van Pesach en wor­den ‘seder­avond’ genoemd. Seder betekent 'volgorde' en doelt daarbij op de opeen­volgende perio­den: de onvrij­heid in Egypte, de door­tocht van veer­tig jaar in de woes­tijn en de terug­keer in het beloofde land. Dat God ons heeft bevrijd, hoef je niet alleen met Pesach te vieren, maar elke dag van je leven zou je over die uit­tocht moeten verhalen. De Joodse geleerde Ben Zoma leert in de Haggada (let­ter­lijk ‘ver­tellingen’ en in de praktijk het ‘pro­gram­maboek’ van de seder­maal­tijd) dat we God hier­voor iedere dag in ons gebed zou­den mogen danken.

God die bevrijdt

De eerste chris­te­nen vier­den het paas­mys­te­rie in het teken van de ver­rij­ze­nis van Jezus. Zijn lij­den en sterven, de neergang in het dodenrijk en zijn opstan­ding op de derde dag maakten hem het Paaslam. De eerste chris­te­lijke paasvier­ders iden­ti­fi­ceer­den zich in de ge­dach­te­nis­vie­ring van Pesach ook met hun voor­va­deren die uit Egypte weg­trok­ken en ervaar­den dit alsof zij zelf in slavernij zijn geweest. Op deze wijze werd de paas­nacht ook de nacht waarin Jezus, de Gezalfde, kwam om de verdrukten te bevrij­den en diegenen die God wil­den volgen te troosten. Het is daarom ook niet ver­won­der­lijk dat wij heden ten dage, als we tij­dens de Paas­wake het ‘Lumen Christi’ (= Licht van Christus – red.) binnen brengen, lezen uit het Bijbel­boek Exodus en bid­den en zingen dat Hij ons allen zal over­bren­gen ‘van slavernij naar vrij­heid, van droef­heid naar vreugde, van rouw naar feest, van duisternis naar licht’.

Het paas­mys­te­rie vraagt om lef en volhar­ding, om te geloven in een God die bevrijdt. Het is niet voor niets dat wij ons hierop veer­tig dagen in de vas­ten­tijd voor­be­rei­den. Het is een uit­daging om die weg van be­vrij­ding te gaan, om te leven voor en om uit te zien naar die ko­men­de wereld. Een wereld waar geen meester-/knecht­ver­hou­dingen meer zijn en alle tranen zullen wor­den uitgewist. Een samen­le­ving waar vrede en ge­rech­tig­heid de funda­menten zijn, waar eenie­der zijn eigen plek mag hebben en waar brood genoeg is voor allen. Een huis waar God niet aan voorbij gaat, maar waar Hij woont.

 

(dit artikel is over­ge­no­men uit SamenKerk - editie april 2018)




Bisdom Haarlem - Amsterdam • Postbus 1053 • 2001 BB  Haarlem • (023) 511 26 00 • info@bisdomhaarlem-amsterdam.nlDisclaimerDeze website is gerealiseerd door iMoose