Derde zondag van de veertigdagentijd (C)
Zondag 3 maart 2013
gepubliceerd: dinsdag, 26 februari 2013
“Misschien draagt hij het volgend jaar vrucht; zo niet, dan kunt ge hem omhakken” (Lc. 13,9).
De liturgie van de Veertigdagentijd drukt ons met de neus op de feiten: voor onze verrijzenis, onze wedergeboorte is bekering nodig, voorafgegaan door berouw. “Sla op ons acht Heer, en ontferm U over ons, omdat wij gezondigd hebben tegen U” (Attende).
Wie in zonde leeft doet maar moeilijk wat hij moet doen, brengt weinig goede vrucht. Vanuit een oogpunt van menselijke rechtvaardigheid verdient zo iemand straf. Maar de Godmens gaat naar de Vader en zegt: “Heer, laat hem dit jaar nog staan; laat Mij eerst de grond eromheen omspitten en er mest op brengen.” Gods goedheid is geen willekeurige ingreep, maar een stroom van genade, voedingsstoffen voor onze levensboom.
Zo lang het maar mogelijk is, houdt Hij vertrouwen in ons. Pas als wij er blijk van geven helemaal niet geïnteresseerd te zijn in een beter, vruchtbaarder leven geeft Hij het op. Maar dat gebeurt niet zo maar. Hij is de weg van Calvarië gegaan, de bittere keerzijde van de menswording, maar ook de wonderlijke bestemming ervan. Hij heeft de beker gedronken ten einde toe. “Met de boom des levens loodzwaar op zijn rug droeg de Heer Jezus Gode goede vrucht” klinkt het in een lied voor de passietijd.
Christus is voorbeeld bij uitstek van een vruchtbaar leven.
Vruchtbaar wil blijkbaar zeggen: dienstbaar tot in de dood. De mens is een sociaal wezen, de christen zou trouw moeten zijn tot de dood.
Aan de vruchten kent men de boom. Aan de zorg voor de medemens herkent men de christen. Werkelijke zorg, dat is niet: modieuze, gesubsidieerde belangstelling voor probleemgroepen die goed in de publiciteit liggen maar altijd nieuwe bekommernis met de mens die het niet alleen kan, zoals ook wij het niet alleen kunnen. Gods handen en voeten zijn, dat is de taak van de christen in de wereld. Bidden wij voor de mens die zijn hele leven aan de Vader heeft gegeven, die dezer dagen de zware taak van het leiden van Gods volk heeft teruggegeven, en bidden wij voor zijn opvolger.
wp