Eerste zondag van de veertigdagentijd (C)
Zondag 17 februari 2013
gepubliceerd: vrijdag, 15 februari 2013
“Er staat geschreven: ‘De Heer uw God zult ge aanbidden en Hem alleen dienen.’” (Lc. 4,8)
Er bestaat een tweedeling in het denken over God, die niet alleen culturen, volken en mensen scheidt, maar die vaak binnen een mens ligt. Het is een zeer wezenlijk onderscheid.
Voor veel oude culturen is God een kracht in de natuur, in de mens, in de zielen van de afgestorvenen. God is dan net zo grillig en wisselvallig als de mens zelf, er zijn veel ‘bezielde’ objecten in de natuur, en de wereld van de mens wordt bevolkt door onrustig rondzwervende demonen, goede en kwade. De mens is dan “onderdeel” van God, die gelijk te stellen is met de natuur. Hij openbaart zich in orakels en vreemde, meerduidige teksten, in spoken en vooroudergeesten, voortekenen, magische krachten en toevalligheden. Om het anders te zeggen: er is geen oorzaak van de (waarneembare) werkelijkheid buiten de (waarneembare) werkelijkheid. En het is in die ontkenning van een buitenwereldse oorzaak waarin heidenen en atheïsten elkaar vinden. Heidendom en atheïsme zijn twee kanten van dezelfde medaille. Heidendom is atheïsme met magie.
Maar: Abraham en zijn volk hebben de Heer ontmoet, die niet de mens is, en evenmin een magische kracht of ingeving, maar die met de mens is. Hij laat zich niet vangen in beelden. "De Heer uw God zult gij aanbidden en Hem alleen dienen". Hij is de Heer van de schepping, staat aan het begin en het einde. Hij heeft zichzelf afgebeeld, en zijn beeld blijkt het beeld van de mens: Hij is mens geworden in Jezus Christus. Voor de christen is de huiver om Hem af te beelden dan ook een wat magische angst.
De God van de heidenen, ook in onze steden en dorpen, is een onbepaalde kracht, een fatum: wat er gebeurt ligt vast, is gepredestineerd, kan geweten worden door het schouwen van sterrenbeelden en handlijnen, maar ook door de zekerheid van wat in curieuze kringen “gezichtjes” wordt genoemd – zekerheid omtrent uitverkiezing.
Onrustige geesten bezweert men met harde muziek en magische rituelen.
Maar onze God is Zorg, Voorzienigheid: de Heer is met ons. Er zijn geen machten die niet onderworpen zijn aan zijn heerschappij. En onze opdracht is het te werken in de wereld, in voortdurend besef van Gods aanwezigheid en hulp.
Wij zijn niet God, maar van goddelijk geslacht, omdat hij in de wereld is gekomen. En daarom ook worden wij "op de vastgestelde tijd" (vs13) door de duivel bekoord: het kwaad is deel van ons bestaan, maar Christus heeft het overwonnen, en in Hem kunnen wij het de baas: zonder magische formules, maar in het besef van onze grootheid tegenover de wereld en onze kleinheid voor God.
wp