Woensdagcatechese 8 oktober 2025
Algemene audiëntie paus Leo XIV

Op woensdag 18 december 2024 is paus Franciscus begonnen aan een cyclus van woensdagcatecheses over het Jubeljaar 2025. Paus Leo XIV zet de catechesecyclus voort vanaf woensdag 21 mei 2025.
Deze catecheses zijn in diverse talen beschikbaar op de website van het Vaticaan maar hieronder plaatsen we de link naar de Engelse tekst en voor uw gemak ook een AI vertaling naar het Nederlands. (deze AI vertaling kan onregelmatigheden bevatten)
Paus Leo XIV
Algemene Audiëntie
Woensdag 8 oktober 2025
Catechesecyclus
Jubileum 2025. Jezus Christus, onze hoop
III. De Passie van Jezus
10. De heropleving
“Brandden onze harten niet in ons?” (Lc. 24:32)
Beste broeders en zusters, goedemorgen
Het centrum van ons geloof en het hart van onze hoop zijn stevig geworteld in de verrijzenis van Christus. Wanneer we de Evangeliën zorgvuldig lezen, beseffen we dat dit mysterie niet alleen verrassend is omdat een mens - de Zoon van God - uit de dood is opgestaan, maar ook vanwege de manier waarop Hij dat deed. De verrijzenis van Jezus is namelijk geen overdonderende triomf, noch wraak of vergelding tegen zijn vijanden. Het is een prachtig getuigenis van hoe liefde in staat is om na een grote nederlaag opnieuw op te staan om haar onstuitbare reis voort te zetten.
Wanneer we na een trauma veroorzaakt door anderen weer opstaan, is de eerste reactie vaak woede, de drang om iemand te laten boeten voor wat we hebben geleden. De Verrezene reageert niet op deze manier. Wanneer Hij opstaat uit de onderwereld van de dood, neemt Jezus geen wraak. Hij keert niet terug met machtsvertoon, maar toont met zachtmoedigheid de vreugde van een liefde die groter is dan welke wond ook en sterker dan welk verraad ook.
De Verrezene voelt geen behoefte om zijn superioriteit te bevestigen of te benadrukken. Hij verschijnt aan zijn vrienden - de discipelen - en doet dat met grote terughoudendheid, zonder hun tempo van acceptatie te forceren. Zijn enige verlangen is om de gemeenschap met hen te herstellen en hen te helpen hun schuldgevoel te overwinnen. Dit zien we duidelijk in de bovenzaal, waar de Heer verschijnt aan zijn vrienden die opgesloten zitten in angst. Het is een moment van buitengewone kracht: Jezus, die is afgedaald in de afgronden van de dood om de gevangenen daar te bevrijden, betreedt de gesloten ruimte van hen die verlamd zijn door angst en schenkt hun een gave waar niemand op had durven hopen: vrede.
Zijn groet is eenvoudig, bijna alledaags: “Vrede zij met u!” (Joh 20:19). Maar deze groet gaat gepaard met een gebaar dat zo mooi is dat het bijna verwarrend is: Jezus toont de discipelen zijn handen en zijn zijde, met de tekenen van zijn lijden. Waarom toont Hij zijn wonden aan hen die Hem in die dramatische uren hebben verloochend en verlaten? Waarom verbergt Hij die tekenen van pijn niet om de wond van schaamte niet opnieuw te openen?
Toch zegt het Evangelie dat de discipelen, toen ze de Heer zagen, vervuld waren van vreugde (vgl. Joh 20:20). De reden is diepgaand: Jezus is nu volledig verzoend met alles wat Hij heeft geleden. Er is geen spoor van wrok. De wonden dienen niet om te verwijten, maar om een liefde te bevestigen die sterker is dan welke ontrouw ook. Ze zijn het bewijs dat God, zelfs op het moment van ons falen, niet is teruggeweken. Hij heeft ons niet opgegeven.
Op deze manier toont de Heer zich naakt en kwetsbaar. Hij eist niets, Hij chanteert ons niet. Zijn liefde vernedert niet; het is de vrede van iemand die uit liefde heeft geleden en nu eindelijk kan bevestigen dat het de moeite waard was.
Maar wij maskeren vaak onze wonden uit trots, of uit angst om zwak te lijken. We zeggen: “Het maakt niet uit”, “het ligt allemaal achter ons”, maar we zijn niet werkelijk in vrede met de verraad dat ons heeft verwond. Soms verbergen we onze moeite om te vergeven om niet kwetsbaar te lijken en om niet opnieuw te hoeven lijden. Jezus doet dat niet. Hij biedt zijn wonden aan als een garantie van vergeving. En Hij toont dat de Verrijzenis niet het uitwissen van het verleden is, maar de transfiguratie ervan in een hoop op barmhartigheid.
Dan herhaalt de Heer: “Vrede zij met u!”. En Hij voegt eraan toe: “Zoals de Vader Mij heeft gezonden, zo zend Ik u” (v. 21). Met deze woorden vertrouwt Hij de apostelen een taak toe die niet zozeer een macht is als wel een verantwoordelijkheid: om instrumenten van verzoening te zijn in de wereld. Alsof Hij zegt: “Wie kan het barmhartige gelaat van de Vader verkondigen, zo niet jullie, die falen en vergeving hebben ervaren?”
Jezus blaast op hen en schenkt hun de Heilige Geest (v. 22). Het is dezelfde Geest die Hem steunde in gehoorzaamheid aan de Vader en in liefde tot aan het kruis. Vanaf dat moment kunnen de apostelen niet langer zwijgen over wat ze hebben gezien en gehoord: dat God vergeeft, opricht en vertrouwen herstelt.
Dit is het hart van de missie van de Kerk: niet om macht over anderen uit te oefenen, maar om de vreugde te delen van hen die juist geliefd zijn wanneer ze het niet verdienden. Het is de kracht die de christelijke gemeenschappen heeft doen ontstaan en groeien: mannen en vrouwen die de schoonheid ontdekten van het terugkeren naar het leven om het aan anderen te schenken.
Beste broeders en zusters, ook wij zijn gezonden. De Heer toont ons zijn wonden en zegt: Vrede zij met u. Wees niet bang om je wonden te tonen, genezen door barmhartigheid. Wees niet bang om dicht bij hen te komen die gevangen zitten in angst of schuld. Moge de adem van de Geest ook ons tot getuigen maken van deze vrede en deze liefde die sterker is dan welke nederlaag ook.