Bisdom Haarlem-Amsterdam









Het verhaal van de Soepsteen

gepubliceerd: zaterdag, 17 september 2022

In een dorp waar veel armoede was, liep een vreem­de­ling. Hij had een lange weg achter de rug en was hon­gerig, maar begreep dat hij in dit arme dorp niet zomaar om eten kon vragen. Het was koud. Toch was er in de meeste huizen geen vuur in de open haard.

In een huis waar wel vuur brandde, zag hij een paar ge­zin­nen bij elkaar zitten. "Dat doen ze zeker om brandstof te sparen", dacht de vreem­de­ling. Hij klopte op de deur en vroeg of hij zich ook bij het vuur mocht warmen. De kamer zat al vol, maar ie­der­een schoof een plaatsje op zodat er voor de vreem­de­ling ook nog een plaatsje was. De mensen zagen er hon­gerig uit. Toch werd er geen eten klaargemaakt.

"Ik zou graag soep op het vuur willen koken", zei de vreem­de­ling, "hebben jullie een grote pan voor me?" Verbaasd keken de mensen hem aan en vroegen: "Waar wil je soep van koken? Je rug­zak is bijna leeg, daar kan niet veel in zitten om soep van te koken." De man haalde een mooie steen uit zijn zak en zei: "Dit is een heel bij­zon­dere steen. Een soepsteen. Als jullie een pan met water op het vuur zetten, kan ik van deze steen soep koken."

De mensen geloof­den niet direct wat de man zei, maar ze had­den wel een grote pan en genoeg water, dus kon­den ze het allicht proberen. De kin­de­ren dachten: "Mis­schien is die man een tove­naar." Nieuws­gie­rig zagen ze hoe hij de steen voorzich­tig in de pan met water legde, die op het vuur was gezet. En vol ver­wach­ting bleven ze naar de pan kijken, waarin het water lang­zaam warm werd en tenslotte begon te koken.

Toen zei de man: "Nu zou er eigen­lijk een beetje zout aan toe­ge­voegd moeten wor­den." De vrouw, die in het huis woonde, stond op en haalde wat zout uit de kast. "Ik heb ook nog een laurier­blaadje", zei ze, "zal ik dat er ook in doen?" "Goed", zei de man, "Een stukje vlees zou de soep nog lekker­der maken." De buurvrouw zei: "Ik heb in de kel­der nog wat soepvlees voor het avondeten bewaard. Nu we hier samen soep gaan eten, kan ik het er wel bijdoen." Ze haalde het vlees en nam ook een paar wor­teltjes uit de tuin mee. "Een ui en een prei zou­den er ook goed in smaken", zei de vreem­de­ling. "Die heb ik nog in mijn tuin", zei de overbuurman. "Ik heb nog een restje bonen en wat sel­derij", zei een ander.

Ie­der­een haalde iets op waardoor de soep nog lekker­der en voedzamer kon wor­den. En even later hing er een heer­lijke geur in de kamer. De bor­den en lepels wer­den alvast klaar gezet. Na een poosje stond de man op, roerde in de soep en proefde. "De soep is klaar", zei hij en schepte de bor­den vol.
Allen smul­den van die overheer­lijke soep. In lange tijd had­den ze niet zo heer­lijk gegeten. Ze aten met elkaar de hele pan leeg. Alleen de soepsteen lag er nog in. De vreem­de­ling stond op en wilde ver­trek­ken. "Uw soepsteen ligt nog in de pan", riep een kind, "je vergeet je soepsteen." "Die mogen jullie hou­den", zei de man, "daar­mee kunnen jullie nog wel duizendmaal soep koken, als je 't maar zo doet als we het nu gedaan hebben." "Dat is een won­dersteen", zei­den de kin­de­ren tegen elkaar.

De vreem­de­ling lachte toen hij dat hoorde terwijl hij de deur uit­ging. Buiten het dorp geko­men, zocht hij een mooie ronde steen, stopte hem in zijn rug­zak en liep fluitend ver­der.




Bisdom Haarlem - Amsterdam • Postbus 1053 • 2001 BB  Haarlem • (023) 511 26 00 • info@bisdomhaarlem-amsterdam.nlDisclaimerDeze website is gerealiseerd door iMoose