Leren uit het verleden
gepubliceerd: donderdag, 4 augustus 2022
In een vorige editie van SamenKerk (april 2022) is er aandacht aan besteed: dit jaar wordt de ‘geboorte van Nederland’ herdacht. Dat herinnert aan de inname van Den Briel door de Watergeuzen op 1 april 1572 en de bezetting van Alkmaar door de Geuzen op 24 juni van dat jaar. Ruim een jaar later zouden de Geuzen een belegering door de Spanjaarden weerstaan: In Alkmaar begint de victorie. Maar die victorie ging gepaard met het vermoorden van verschillende groepen priesters en kloosterlingen en voor de katholieken braken daarna moeilijke tijden van onderdrukking aan. Wat kunnen we nu, 450 jaar later, van die periode nog leren?
Tachtigjarige oorlog
Alkmaars ontzet (8 oktober 1573) wordt nog jaarlijks herdacht. Het was een keerpunt in wat later de Tachtigjarige oorlog (1568-1648) zou blijken te zijn. Daarin maakten de Nederlanden zich los uit het Habsburgse rijk, dat na Karel V (1500-1558) in een oostelijk en een westelijk deel was gesplitst. De Nederlanden waren toen bij het rijk van zijn zoon Filips II gekomen, dat grote delen van Europa omvatte; omdat Filips koning van Spanje was en in Madrid woonde werd die situatie als Spaanse overheersing ervaren, zeker toen de belastingen fors gingen stijgen
Discriminatie
Voor katholieken brak een moeilijke tijd aan omdat de opstand tegen Filips gepaard ging met het opkomend protestantisme en onverdraagzaamheid jegens de katholieke Kerk en haar gelovigen. Interieurs van katholieke kerken werden vernield tijdens de Beeldenstorm, kloosters en kerken werden onteigend, bezittingen in beslag genomen en de publieke uitoefening van de katholieke godsdienst werd verboden. Katholieken konden geen openbare ambten meer bekleden, geestelijken werden uitgewezen. Katholieken werden gediscrimineerd. Deze situatie heeft meer dan twee eeuwen geduurd. In de anderhalve eeuw daarna (tot ongeveer 1960) hebben de katholieken zich met grote inzet weten te emanciperen en waren zij op elk gebied van de samenleving als katholieken present. Daarna kwam weer een omslag.
Martelaren
De Geuzen vormden in die begintijd van de strijd tegen Filips II een groep opstandelingen, waarvan Diederik Sonoy en Willem II van der Marck Lumey twee van de leiders waren. Zij waren zeer gewelddadig en hebben priesters en monniken om hun geloof wreed vermoord, onder wie de martelaren van Gorcum, de martelaren van Alkmaar en Cornelis Musius, een vrome priester uit Delft. Door de troepen van Willem van Oranje werden in Roermond twaalf kartuizermonniken en de secretaris van de bisschop wreed vermoord.
Deze martelaargroepen worden dit jaar en volgend jaar extra herdacht omdat hun dood 450 jaar geleden heeft plaats gevonden: op 9 juli was in Brielle de nationale bedevaart voor de Gorcumse heilige martelaren. Ik zal op 29 oktober in Brielle het bedevaartseizoen daar afsluiten met een eucharistieviering, die om 11.00 uur begint.
Op 23 juli was ik in Roermond voor de herdenking van de martelaren, die daar gestorven zijn, en volgend jaar zullen we de Alkmaarse martelaren gedenken (de meesten zijn ook in 1572 gestorven, maar de marteldood van de pastoor en kapelaan van Alkmaar vond plaats in 1573).
De martelaren van Alkmaar
Gedenkplaat Martelaren van Alkmaar
Geuzenleider Sonoy was in 1572 door Willem van Oranje (‘Willem de Zwijger’) tot gouverneur van West-Friesland benoemd. Op 24 juni van dat jaar bezetten de Geuzen de stad Alkmaar en Sonoy liet vijf Franciscanen overbrengen naar Enkhuizen, waar hij burgemeester was. Een afgevallen priester, met een robuuste haat tegen het katholieke geloof, moest hen daar berechten. Toen de vijf, na gemarteld te zijn, nog steeds weigerden hun katholieke geloof op te geven, werden zij vermoord. Een zesde Franciscaan werd later gegrepen en overgebracht naar Ransdorp, waar hij gruwelijk gefolterd en gestorven is. Pastoor Eylard van Waterland en kapelaan David Leendertsz hadden zich verstopt in een huis aan de Langestraat, maar werden in september 1573 ontdekt en in de nacht van 10 op 11 december midden in de stad op de Platte Stenenbrug opgehangen. Bij de ingang van de Alkmaarse H. Laurentiuskerk aan het Verdronkenoord is in 2020 door de provinciaal van de Franciscanen en mij tijdens een symposium een gedenkplaat onthuld, die aan deze Alkmaarse martelaren herinnert.
Wat hieruit leren?
Als we de martelaren eren, gaat het er niet om ‘de anderen’ zwart te maken. Katholieken hebben net zo goed verkeerde beslissingen genomen en wandaden gepleegd. De groeiende eenheid van alle christenen is een groot goed. Martelaren zijn moedige personen, die aan hun geloofsovertuiging vasthielden, ook al zou dat hun het leven kosten. Zij betaalden de prijs voor hun geloof en een eerlijk geweten. Maar deze geschiedenis laat ons wel leren dat we het geweten van anderen en de keuzes, die zij maken moeten respecteren. Niet in de zin dat we het met iedereen en elke opvatting eens moeten zijn, wél in de zin dat de vrijheid om je eigen (godsdienstige) overtuiging te volgen behoort tot de onvervreemdbare mensenrechten.
Respect
Nog steeds is dat helaas niet vanzelfsprekend. Geloofs- en christenvervolging zijn helaas aan de orde van de dag. Ook in de week dat ik deze column schrijf, zijn er weer priesters gekidnapt en vermoord, kerken in brand gestoken, gelovigen bedreigd. Christenvervolging is een groot en wereldwijd probleem. En hoe vrij zijn we in ons eigen land om voor ons geloof uit te komen? Velen voelen zich inderdaad niet vrij om hun geloof te uiten op school, op hun werk of in hun sociale omgeving. De standaard is seculier en ongelovig geworden. Ook vanuit politici is de onderliggende boodschap nogal eens dat godsdienstige uitingen achter de voordeur moeten blijven. Christenvervolging en intolerantie tegenover gelovigen zouden krachtiger bestreden mogen worden, zoals we dat ook doen bij andere vormen van discriminatie. Vrijheid en respect behoren tot de basiswaarden van onze samenleving.