Godsnamen

15 juli 2007

De suggestie van mgr. Muskens om voortaan het Nederlandse woord God te vervangen door het Aramese Allah vestigt de aandacht op de verschillende Godsnamen.

 
De naam Allah is afgeleid van de semitische stam El die zowel “Sterke”als “Ontzagwekkende” kan betekenen.
De stam IHWH (Jahweh, Jehova) is eerder filosofisch “de Zijnde, Hij die is”.
De Grieken gebruiken het woord Theos (denk maar aan Theodorus, Godsgeschenk of theologie, godgeleerdheid). De grondbetekenis van dat woord is “adem, geest”.
In het Latijn is het woord voor God Deus. Dat betekent “de schitterende, de stralende”.

In het oud-germaans zijn er twee verschillende woorden: Ansuz en Goth. Het eerste (oorspronkelijke betekenis: “adem”) werd gebruikt voor de belangrijke goden, zoals Odin. Het tweede (oorspronkelijk een onzijdig woord) had eerder de betekenis van “wat aangeroepen wordt”of “waaraan geofferd wordt”.
Het bijzondere is dat de christelijke missionarissen (zoals de Gothische bisschop Wulfila in zijn beroemde vierde-eeuwse Bijbelvertaling) het tweede woord hebben gekozen als vertaling: ze hebben de mannelijke vorm genomen, waarschijnlijk mede omdat daarin het Germaanse “goed” doorklonk, dus “de Goede tot wie men zich richt”. Met “goed” hangt ook het woord gade samen, “echtgeno(o)te, gezelschap(“vergadering”)”.

Alles overziend kunnen we niet ontevreden zijn met onze Godsnaam. Als christenen mogen wij God aanroepen als Vader. Hij is de Goede (“slechts Eén is de Goede”, zegt Christus). Wat meer is: Hij is Persoon, ja drie Personen.
Persoon, een term afkomstig uit het toneel, betekent: de ene in relatie tot de andere. God is gezelschap, wij zijn het gezelschap van God.
En wat de een verbindt met de ander is liefde. God is liefde, God is goed.

Persdienst Bisdom Haarlem / Wim Peeters Print artikel


Voor het laatst gewijzigd: