Homilie Kardinaal Daoud Internationale Gebedsdag in Amsterdam | 30 mei 2004 |
Ignace Moussa kardinaal Daoud Prefect van de Congregatie voor de Oosterse Kerken
Deze prachtige gebedsdag geeft ons de mogelijkheid om aan ons geloof uitdrukking te geven, aan de eucharistische viering deel te nemen en deel te hebben aan het lichaam en bloed van Christus. Deze dag geeft ons de mogelijkheid om te biechten, de mariale rozenkrans te bidden, het Allerheiligste te aanbidden, de zegen van de Kerk te ontvangen en ten slotte naar huis terug te keren als mensen die door de genade vernieuwd en gesterkt zijn en de zorgen van alledag weer aankunnen. Net als in de afgelopen jaren valt onze gebedsdag ook dit jaar samen met het Pinksterfeest. Zoals de apostelen destijds in de zaal van het laatste avondmaal om Maria geschaard waren en op de gave van boven wachtten, zo zijn ook wij hier bijeen en wachten op de nederdaling van de levengevende Heer, de Parakleet, de Trooster in ons hart. Moge Hij ons de gaven schenken van wijsheid, kennis, inzicht, raad, sterkte, vroomheid, godvrezendheid en zijn vruchten, namelijk vreugde, vrede, geduld, goedheid, welwillendheid, geloof, mildheid en zelfbeheersing! We komen naar Amsterdam omdat we door een bijzondere boodschap worden aangetrokken, en wel de boodschap van Maria als ‘de Moeder en de Vrouwe van alle Volkeren’. Ze heeft zelf om haar verering onder deze nieuwe titel gevraagd en aan hen die haar onder deze naam aanroepen overvloedige genaden beloofd. Dit jaar geeft de boodschap van de Vrouwe aan ons leven als christen iets belangrijks, omdat we ze beschouwen vanuit het thema ‘de Vrouwe van alle Volkeren en de macht van het gebed’. Voordat Maria ons iets leert, leeft ze het ons voor. Het leven van Maria is een biddend leven. Haar jawoord, dat ze als antwoord op de aankondiging door de engel Gabriël gaf, geldt als lichtend voorbeeld. Haar Magnificat, dat ze als antwoord op de begroeting door haar tante Elisabet zong, is daarvan een schitterend voorbeeld. Het overwegen van de gebeurtenissen in Jezus’ leven en het bewaren van die gebeurtenissen in haar hart, is tegelijk een prachtige wijze van bidden. Haar wachten op de komst van de Heilige Geest, samen met de apostelen in de avondmaalszaal, hoort tot de mooiste gebeden. Maar het duidelijkst licht de macht en het effect van haar gebed op door haar voorbede op de bruiloft van Kana. Toen de wijn dreigde op te raken, voelde Maria de verlegenheid waarin het bruidspaar werd gebracht. Toen ze hun nood bemerkte, besloot zij met Jezus te spreken. Ze zei tegen Hem: “Ze hebben geen wijn meer!” Jezus antwoordde haar: “Mijn uur is nog niet gekomen!” Maar Maria weet, dat haar Zoon haar verzoek niet zal afwijzen. En dus zegt ze tegen de bedienden: “Doe maar wat Hij jullie zegt!” (Joh. 2,3-6). En het wonder geschiedt. Het water wordt in wijn veranderd. Jezus heeft het wonder gedaan. Maar dit gebeurde op de voorspraak van zijn Moeder. Zo brengt God wonderen tot stand, maar Hij slaat acht op onze gebeden. “Bidt, en gij zult ontvangen, zoekt en gij zult vinden, klopt en u zal worden opengedaan!” (Mat. 7,7) Jezus zelf, die één was met de Vader, heeft gebeden. Hij gaf ons met zijn bidden het voorbeeld: bij de Jordaan, op de berg Tabor, bij de keuze van de twaalf, bij het laatste avondmaal, aan het kruis. Overal heeft Hij gebeden. Zijn hele leven was bidden. In de Handelingen van de apostelen vinden we mooie voorbeelden van de macht van het gebed. Zo verenigden bijvoorbeeld na de vervolging door de joden de apostelen zich in gebed en, zoals het boek Handelingen zegt, ‘na hun gebed beefde de plaats waar zij bijeen waren.’ (Hand. 4,31) Toen Petrus gevangen werd genomen, bad de Kerk onophoudelijk tot God. Dit gebed was niet tevergeefs. De engelen bevrijdden Petrus (Hand. 12, 5 e.v.) Paulus en Silas, die in de gevangenis zaten, baden en door een zware aardschok gingen alle deuren open. (Hand. 16,25) De kracht van het gebed heeft zich in de loop van de kerkgeschiedenis steeds bewezen. Daarin vonden wonderbaarlijke gebeurtenissen plaats, tekenen van het ingrijpen van God dankzij het geloof, de vroomheid en de apostolische ijver van voorbeeldige christenen. Omstreeks het jaar 350 bijvoorbeeld, werd Syrië door Perzische troepen aangevallen, die dood en verderf zaaiden. Ze stonden voor de poorten van Nisibe, waar de mensen al dagenlang in angst en vrees leefden. De H. Efraïm de Syriër, bekend als zanger van mariale minneliederen, kerkvader en kerkleraar, begaf zich samen met zijn bisschop, Jacobus van Nisibe in gebed om de bevrijding van de stad af te smeken. En het is een historisch feit dat Nisibe gespaard bleef en de Perzen zich terugtrokken. Evenzo werd het door Attila bedreigde Rome door het gebed van paus Leo de Grote gered. Parijs werd gespaard door de gebeden van de H. Geneviève, die tot schutspatroon van de stad werd verklaard. En zo kan een ieder van ons getuigen van wonderbare gebeurtenissen die zich in ieders leven hebben voorgedaan. Graag wil ik nog enkele persoonlijke aangelegenheden met u delen. Ik kan zeggen dat het gebed mijn hele leven heeft begeleid. Sinds mijn priesterwijding, is er geen dag geweest dat ik niet de Eucharistie heb gevierd. Elke dag bid ik de rozenkrans, zo mogelijk zelfs twee of drie keer. Wanneer ik tekort geschoten ben en daardoor God heb beledigd, vraag ik door het sacrament van de biecht om verzoening. Voor elke reis, bij elk voornemen, voor het inslapen, bij het opstaan, neem ik mijn toevlucht tot het gebed. Zonder het gebed kan ik niet leven. Het gebed is het ademen van mijn ziel. En altijd heb ik bewijs gekregen hoe machtig het gebed is. Ik moest een keer om de rechten van de kerk te verdedigen optreden tegen een onaangename en onbetrouwbare man. Daarop belasterde hij mij zozeer dat ik voor het gerecht werd gedaagd. Men eiste 6 maanden tegen mij. Ik bad tot de Moeder Gods en werd vrijgesproken. Door het gebed heb ik bijzondere genaden ontvangen. Ik zal bijvoorbeeld nooit deze genade vergeten die ik door het gebed verkreeg. Als bisschop van Cairo had ik in Heliopolis de bouw van een pastoraal centrum gepland. Daarvoor had ik zelfs aanzienlijke giften ontvangen van weldoeners. Maar vanwege de islamitische wetten was de toestemming van de president nodig. Vier jaar lang probeerde ik die vergeefs te krijgen. De weldoeners werden ongeduldig en wilden zelfs hun geld weer terug. In angstige nood bad ik de rozenkrans voor de Lourdesgrot bij het bisschoppelijk paleis. Ik smeekte de Heilige Maagd met de woorden: “Allerheiligste moeder! U ziet in welke moeilijke situatie ik mij bevind. Al mijn inspanningen zijn vergeefs. Ik werk niet voor mijzelf maar voor uw eer, heilige onbevlekte moeder. Doe toch iets. Grijp toch in!” Nauwelijks had ik deze woorden gezegd of de telefoon ging. Aan de lijn was een vrouw die mij vertelde dat ze iemand had gevonden die ons kon helpen. Daarop verkreeg ik deze zo ‘kostbare’ toestemming en mocht het pastoraal centrum bouwen. Deze genade had ik aan de Moeder Gods te danken. Het gebed is er niet alleen voor zwakke mensen of mensen in nood. Wij allen, groot of klein, bisschoppen of priesters, religieuzen of leken, rijken of armen, geleerden of onwetenden, we hebben allemaal het gebed nodig. Het gebed is onze kracht. Het evangelie zegt het ons keer op keer: “Bidt onophoudelijk. Bidt en gij zult ontvangen. Klopt en u zal worden opengedaan.” Laat ons daarom vurig bidden, bidden met vertrouwen, in nederigheid maar laten we vooral samen met Maria bidden. Bid samen met mij tot de ‘Moeder en Vrouwe van alle Volkeren’ het volgende gebed, dat ik uit naam van u allen hier uitspreek:
Ignace Moussa kardinaal. Daoud |
Persdienst Bisdom Haarlem / Wim Peeters |
Voor het laatst gewijzigd: |