Open brief aan de Nederlandse samenleving 11 november 2004

“De bisschoppen van Nederland hebben in hun vergadering van 9 november jongstleden besloten tot de oprichting van een Contactraad Interreligieuze dialoog. Deze Contactraad beoogt de dialoog van de Rooms-Katholieke Kerk met niet-bijbelse godsdiensten in ons land te versterken. Aan de plannen voor deze nieuwe raad werd al langer gewerkt. Toch is het van bijzondere betekenis dat juist nu dit besluit valt. In deze dagen leven wij mee met de nabestaanden van Theo van Gogh, die op gruwelijke wijze werd vermoord, en zien we dat met name de moslimgemeenschap in Nederland negatieve aandacht krijgt. Tegen die achtergrond schrijven wij deze open brief aan de Nederlandse samenleving, opdat deze waarachtige samen-leving mag zijn, blijven en meer worden.

De multiculturele en multireligieuze samenleving die in ons land is ontstaan, stelt indringende vragen aan ons allemaal. Er is veel goeds gegroeid, maar er blijven ook nog belangrijke vragen onbeantwoord. Waar in de discussie over de multireligieuze samenleving sprake lijkt van een botsing tussen levensbeschouwelijke en morele opvattingen is wellicht eerder sprake van een conflict tussen westerse en niet-westerse culturen. Die verwevenheid van religieuze en niet-religieuze, culturele dimensies maakt de discussie ook zo ingewikkeld.

Dat de multiculturele samenleving louter als een feest van veelkleurigheid moet worden begroet, is een gedachte die al enkele jaren geleden is losgelaten. Steeds meer wordt de multiculturele, en daarmee ook multireligieuze, samenleving als een probleem ervaren, als een mogelijke bron van conflict en maatschappelijke verdeeldheid. Ook de gedachte dat ‘oude’ oplossingen in de Nederlandse geschiedenis, zoals het model van de verzuiling, zouden kunnen dienen voor de pacificatie van de nieuwe religieuze en culturele verscheidenheid, komt steeds meer ter discussie te staan. Zelfs bij individuele en collectieve grondrechten, zoals de vrijheid van godsdienst en de vrijheid van onderwijs, doemen vraagtekens op. Volgens sommigen kunnen mensen geen beroep doen op deze grondrechten, wanneer zij waarden van de Nederlandse samenleving niet respecteren. Waarom tolerant zijn tegen mensen die zelf geen tolerantie betrachten?

Dat ons land louter geschraagd wordt door een eeuwenoude traditie van probleemloze religieuze pluriformiteit, verdraagzaamheid en tolerantie, vraagt om enige relativering. Bij pleidooien om voor moslims fundamentele burgerrechten in te perken, zullen Nederlandse katholieken ook terugdenken aan hun eigen geschiedenis waarin zij zélf als ‘tweederangs burgers’ werden beschouwd en behandeld. De vrijheid van godsdienst is evenmin een continu grondgegeven van de Nederlandse geschiedenis, want werd pas in de negentiende eeuw geëffectueerd. Juist dat historische bewustzijn noopt tot enige bescheidenheid over onze eigen cultuurhistorie én maakt dat we niet snel moeten tornen aan positieve verworvenheden die lange tijd nodig hebben gehad om uit te kristalliseren.

Toch menen sommigen dat wij ons niet langer een ‘softe benadering’ kunnen permitteren in het omgaan met de islam, met name met fundamentalistische stromingen. Zij bepleiten een ‘realistische’ aanpak en het loslaten van onze vermeende naïviteit. Dat er sprake lijkt van een wereldwijde terroristische beweging die zich bij haar gewelddadige en gruwelijke daden beroept op de islam, is iets dat wij inderdaad onder ogen moeten zien. De dreiging van dit religieus gemotiveerde terrorisme zorgt voor angst en gevoelens van onveiligheid en machteloosheid. Ook de Nederlandse samenleving heeft door de recente gebeurtenissen haar vermeende onkwetsbaarheid voor dergelijke verschijnselen verloren. Wanneer de rechtsstaat in gevaar is, moeten maatregelen genomen worden om de veiligheid te borgen.

Het lijdt echter weinig twijfel dat het fundamentalistisch terrorisme niet gedragen wordt door de moslimgemeenschap als geheel, maar het werk is van een kleine groep extremisten. De overgrote meerderheid van de moslims stelt dat de islam geen oorlog maar vrede predikt en moord op onschuldige burgers afwijst.

Bovendien zijn wereldwijd tal van moslims zélf het slachtoffer geworden van de wreedheden van hun ‘geloofsgenoten’. Het zou daarom niet terecht zijn om dit terrorisme op één lijn te plaatsen met de islam of zelfs ‘het verschijnsel godsdienst’ als zodanig. Gewelddadig fundamentalisme is geen exclusief religieus verschijnsel. Sterker nog: wanneer religie in fundamentalisme ontaardt, houdt het op God dienstig te zijn. In de geschiedenis zijn ook ongekende wreedheden gelegitimeerd door een grote verscheidenheid aan fundamentalistische politieke ideologieën die niets met religie van doen hadden of zelfs fel antireligieus waren.

Toch zal ook de moslimgemeenschap zich de vraag moeten stellen of het afdoende is om een naadloze scheidslijn aan te brengen tussen een ‘goede’ en een ‘foute’ uitleg van de islam. Iedere godsdienst kent eigen zwarte bladzijden in haar geschiedenis. In het christelijke verleden zijn eveneens misstanden gepleegd met een beroep op het Evangelie. Het christendom heeft de historische realiteit van haar eigen zondigheid onder ogen moeten zien, zoals paus Johannes Paulus II deed in het Millenniumjaar 2000, door het benoemen en veroordelen van onder andere christelijk geïnspireerde kruistochten, het voeden van antisemitisme en het theologisch funderen van rassendiscriminatie. Die geschiedenis is óók onze geschiedenis en kan niet worden afgedaan alsof dat geheel buiten onze gemeenschap en geloofstraditie heeft plaatsgevonden.

Sommigen zien in de kritiek van moslims op bepaalde liberale verworvenheden in de westerse samenleving een voedingsbodem voor gewelddadig fundamentalisme. Het opgeven van deze kritische noties komt in deze argumentatie naar voren als een voorwaarde voor maatschappelijke acceptatie. Met bedekte algemene termen als ‘inburgering’ en ‘aanpassing’ wordt dan feitelijk het afdwingen van bepaalde levensbeschouwelijke en morele opvattingen bedoeld. Dat botst met de waarden van de vrijheid van godsdienst en de vrijheid van meningsuiting. Het strafrecht biedt voldoende sanctiemiddelen tegen ontsporingen, ook wanneer deze religieus worden geïnspireerd. Een verdergaand verbod op vrije meningsvorming én meningsuiting leidt tot de dictatuur van een politiek-correcte meerderheidsopvatting.

Het is juist deze vrijheid van meningsuiting die door de moord op Theo van Gogh in het middelpunt van het publieke debat is komen te staan. Daarbij zijn naast typeringen van het eerste uur van de vermoorde cineast als ‘kampioen van het vrije woord’ gaandeweg ook andere accenten naar voren gekomen. Van Gogh was niet alleen iemand met sterke opvattingen. In het verwoorden van zijn visies schuwde hij tevens de polemiek, de belediging en de provocatie niet, soms op een wijze die door velen als diep kwetsend is ervaren. Alhoewel geen provocatie groot genoeg is om geweld, laat staan moord, te rechtvaardigen, komt wel de vraag op of we in de open arena van het publieke debat niet enkele ‘piketpaaltjes’ nodig hebben.

Zeker in een samenleving waarin nauwelijks nog sprake lijkt van een unaniem gedragen stelsel van waarden en normen, is veel en misschien zelfs meer ruimte nodig voor de vrije uitwisseling van gedachten en meningen. Deze tijd vraagt van ons allen dat wij het volhouden om een samenleving te zijn waarin grote tegenstellingen en verschillen van opvattingen, wellicht groter dan ooit, bestaan. Ook verworvenheden en zekerheden van de Nederlandse samenleving mogen onder kritiek worden gesteld. Een samenleving die geen dissidenten duldt, zelfs wanneer het gaat om belangrijke waarden in deze samenleving, geeft blijk van zwakte, niet van kracht. Tegelijk is het de vraag of de vrijheid van meningsuiting óók een vrijbrief moet betekenen voor het doelbewust bespotten van datgene wat voor anderen heilig is. Is het willens en wetens kwetsen van anderen hetzelfde als het vrijuit naar voren brengen van een persoonlijke opinie? Is er ook zoiets als verbaal geweld? De antwoorden op deze vragen moeten niet gevonden worden in wetten, maar in het geweten van een ieder.

De islam is in Nederland een relatief nieuw verschijnsel, zo schreven wij aan het begin van deze brief. Dat leidt tevens tot het direct naast elkaar bestaan van de islam als nieuwe Nederlandse godsdienst en de Rooms-Katholieke Kerk als een van de ‘oude’ religieuze stromingen in de Nederlandse samenleving en de grootste geloofsgemeenschap in ons land. Dat vraagt op de eerste plaats om interreligieuze dialoog. Met die dialoog heeft de Rooms-Katholieke Kerk als wereldkerk al ruime ervaring en juist die internationale expertise kan van groot nut zijn om in te brengen in de Nederlandse dialoog tussen moslims en niet-moslims. Ook neemt de Rooms-Katholieke Kerk deel aan de culturele dialoog in de samenleving tussen ‘oude’ en ‘nieuwe’ Nederlanders. Wanneer westerse waarden ter discussie worden gesteld, raakt dat óók de katholieke Kerk als een van de beeldbepalende ‘cultuurschragers’ in de Nederlandse en Europese geschiedenis.

Maar de katholieke Kerk voelt zich niet slechts een ‘tegenover’ van de islam. Wij beleven beide onze godsdienst in een seculariserende samenleving. Samen delen wij de overtuiging dat alles ons door God gegeven is en wij Hem toebehoren. Samen delen wij belangrijke waarden als de beschermwaardigheid van ieder mensenleven en het streven naar gerechtigheid en vrede. Samen zijn wij van mening dat religie een rol heeft in het publieke domein en niet verbannen kan worden naar de privé-sfeer. Van daaruit staan wij voor gelijke uitdagingen.

Het naderende einde van de Ramadan, de vastentijd in de islam, kan een goed moment zijn om contact met elkaar te zoeken. Wij steunen daarom van harte het initiatief van de Raad van Kerken om een Ramadangroet aan te reiken voor de ontmoeting tussen niet-moslims en moslims. Ook onze Contactraad Interreligieuze dialoog zal initiatieven nemen om dat contact te bevorderen. Het is langs die weg dat wij elkaar beter leren kennen en in staat zijn alle goede krachten te bundelen voor het ‘algemeen goed’ van onze samenleving, dat alle groepsbelangen van cultuur, stroming, godsdienst en politieke richting overstijgt.”

Persdienst Bisdom Haarlem / Wim Peeters Print artikel


Voor het laatst gewijzigd: