Keti Koti - Christendom en Slavernij

Zaterdag 29 juni t/m 22 september - Catharijneconvent Utrecht

maandag, 1 juli 2024

Vanaf 19 juni t/m 22 september houdt Museum Catharijneconvent in Utrecht een indringende tentoonstelling over Christendom en slavernij - een Nederlands verhaal.

Vorig jaar werd 150 of 160 jaar afschaffing van de slavernij in de Nederlandse koloniën herdacht en gevierd. Slavernij werkt door tot op de dag van vandaag, zoals in de onrust rond genodigden bij de herdenkingsbijeenkomst vandaag in Amsterdam.

Wat is het verhaal van kerken en slavernij? Onderstaand artikel is vorig jaar in bisdomblad SamenKerk gepubliceerd. Vandaag op onze website om beter te begrijpen wat in ons land het verhaal is van Christendom en slavernij.

En mocht u de tentoonstelling in Utrecht willen bezoeken, dan is dit artikel een goede voorbereiding en inleiding.

De katholieke Kerk en het Nederlandse slavernijverleden

Op 1 juli is het 160 jaar geleden dat de slavernij in Suriname en de Caraïbische eilanden, toenmalige koloniën van het Nederlands Koninkrijk, bij wet werd afgeschaft. Maar pas in 1873, dit jaar 150 jaar geleden, kwam er daadwerkelijk een einde aan. Wat was de betrokkenheid van de katholieke Kerk bij slavenhandel en bij de afschaffing daarvan? Martijn Stoutjesdijk laat zien dat ook de katholieke Kerk deel had aan dat verleden, zowel in positieve als in negatieve zin.

Op 5 januari 1742 werd in de Sint-Jan van Den Bosch ‘onder een grote toevloet van menschen [...] een Zwarte uit Angolen’ gedoopt. De betreffende jongeman had eerder de naam Düren gedragen, maar kreeg naar aanleiding van zijn doop een nieuwe naam, Kristiaen Steinholt, en werd na zijn doop ingeschreven in het lidmatenregister van de kerk als woonachtig op de Verwersstraat te Den Bosch. Ondanks het feit dat Kristiaen (Düren) gedoopt werd in wat wel gezien wordt als de katholieke hoofdstad van dit land, en ondanks het feit dat zijn doop ook nog eens plaatsvond in de prachtige bisschoppelijke kathedraal, werd Kristiaen echter niet katholiek gedoopt, maar gereformeerd.

We spreken in deze tijd immers over de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden, een nieuwe, protestantse staat, waarin katholieken én de katholieke delen van de Republiek op allerlei manieren achtergesteld werden. Zo vormde Brabant op dat moment niet eens een provincie, maar een generaliteitsland (Staats-Brabant), was Den Bosch onder een protestantse gouverneur gesteld (overigens de doopvader van Kristiaen) én deed de Sint Jan onder de neutrale naam ‘Grote Kerk’ dienst als protestantse kerk.

Welke rol speelden katholieken en de katholieke Kerk
in het Nederlandse slavernijverleden?

Als het gaat om de relatie tussen de katholieke Kerk en slavernij, wordt er dan ook vaak aangenomen dat die relatie er praktisch niet is, immers: de katholieke Kerk had in die tijd in de Nederlanden nauwelijks wat te vertellen en katholieke burgers werden achtergesteld. De praktijk blijkt echter complexer. In dit artikel ga ik eerst kort in op de rol van de katholieke Kerk bij de slavernij in het algemeen, om daarna in te zoomen op de situatie op Curaçao en in Suriname.

Geen mooie geschiedenis

De jezuïet Christopher Kellerman publiceerde in 2022 een studie naar de rol van de (mondiale) katholieke Kerk bij de slavernij. De geschiedenis is “in geen enkel opzicht mooi”, schrijft Kellerman in zijn inleiding. Katholieken waren immers volop betrokken in de handel van menselijke wezens en katholieken die daar kritisch over waren, werd het zwijgen opgelegd of ze werden gestraft. Het kerkelijk leiderschap koos ervoor de gruwelijkheden te negeren en was dikwijls zelf direct bij de slavernij betrokken. Van de 12,5 miljoen Afrikanen, die als gevangenen naar de Amerika’s werden gevoerd, werden er 8,2 miljoen (ruim 65%) door katholieke landen (Portugal, Spanje, Frankrijk) verscheept.

Ondanks tamelijk vroege discussies in de katholieke Kerk over de afschaffing van de slavernij (onder meer dankzij de bijzondere persoon van Bartolomeo de las Casas, 1484- 1566), was het in het protestantse Britse rijk dat het abolitionisme (= beweging voor de afschaffing van de slavernij) voor het eerst stevig politiek momentum kreeg. Het was dan ook het Britse rijk dat als eerste de handel in slaafgemaakten (1807) en later de slavernij zelf (1833) zou afschaffen.

Het laatste grote land, dat de slavernij zou afschaffen, was het katholieke Brazilië. Een week voordat dat officieel gebeurde, sprak paus Leo XIII zich - volgens velen als eerste paus - volmondig uit tegen de slavernij in zijn encycliek In Plurimis van 5 mei 1888. De boodschap dat slavernij “indruist tegen het leven zelf” heeft daarna nog vele malen geklonken in de Kerk, bijvoorbeeld tijdens het Tweede Vaticaanse Concilie.

Slavernij als ‘paapse’ praktijk

Terug naar het specifiek Nederlandse slavernijverleden: welke rol speelden katholieken en de katholieke Kerk daarin? Het is allereerst opmerkelijk dat een van de redenen waarom Nederlanders in eerste instantie niets van de slavernij moesten hebben, was dat zij slavernij associeerden met het katholieke Zuid-Europa. De associatie met ‘paapse’ praktijken was voldoende reden voor theoloog Georgius de Raad (1625-1667) om heel kritisch op de slavernij te zijn. Immers, als de Nederlanders zouden gaan participeren in de slavenhandel zouden ze ook ongetwijfeld slaven gaan verkopen aan de katholieken, en voor De Raad betekende dat niets minder dan slaafgemaakten verkopen aan de Antichrist - het zou hun eeuwige verdoemenis betekenen.

In de praktijk bleek dit argument, noch andere argumenten, op te wegen tegen de lucratieve slavenhandel. Binnen korte tijd veroverde de Republiek een fors marktaandeel van de slavenhandel - met name ten koste van de Portugezen. Dat betekende ook dat er in veel koloniën, die de Nederlanders veroverden, een katholieke presentie was. Een goed voorbeeld daarvan is Sri Lanka, maar ook de kortstondige kolonie Nederlands- Brazilië. De Nederlanders spanden zich zeer in deze katholieken tot het calvinisme te bekeren, zelfs zozeer dat het volgens sommige wetenschappers reden was dat Nederlands-Brazilië verloren ging als kolonie. In de meeste koloniën werd enige presentie van de katholieke Kerk, vroeger of later, gedoogd.

Slavernij van alle tijden?

In dit artikel ging het vooral over slavernij in de koloniale periode (circa zeven­tien­de tot negen­tien­de eeuw), maar de ge­schie­de­nis van de slavernij beperkt zich zeker niet tot die periode. Zo kennen we slavernij uit de Bijbel, in de Grieks-Romeinse Oudheid en in bijna elke andere samen­le­ving uit de wereldge­schie­de­nis. Niet elke vorm van slavernij is echter precies het­zelfde. In bij­voor­beeld het Oude Testa­ment is er de be­lang­rijke en tame­lijk unieke regel, dat He­breeuwse slaven na zes jaar, in het Sabbats­jaar, bevrijd wor­den. Een ander voor­beeld is dat slavernij in de Oudheid - en dat geldt ook voor de Bijbelse slavernij - door­gaans (niet altijd!) tame­lijk kleinschalig was. Dit staat in contrast met de meer grootschalige slavenarbeid op plantages in de koloniën.

Het be­lang­rijk­ste on­der­schei­dende kenmerk van de koloniale slavernij was daar­naast dat ze sterk raciaal gefun­deerd was. Dat wil zeggen, dat men in die periode dacht dat Afrikanen van nature meer geschikt waren om als slaafgemaakten te werken. Deze gedachte werd zowel vanuit de weten­schap van die periode beargu­men­teerd als vanuit de theo­lo­gie (met een beroep op Genesis 9, de vloek van Cham).

Overigens zijn er ook veel con­ti­nuï­teiten tussen de koloniale en de antieke en Bijbelse slavernij. Zo beriepen theologen zich op allerlei teksten uit de Bijbel om de slavernij te legitimeren en baseerde de slavernijwet­ge­ving in het Neder­lands koloniaal rijk zich op het Romeins recht.

Suriname en de Cariben

Als minderheidskerk zette de katholieke Kerk zich in sommige delen van het Nederlands koloniaal rijk bijzonder in voor de bekering van de zwarte bevolking, zoals na 1840 in Suriname, waar het zich na de emancipatie tot een van de grootste kerken zou ontpoppen - groter dan de Hervormde en de Lutherse kerk. Op Curaçao is de katholieke Kerk zelfs nog steeds de dominante kerk van de (zwarte) bevolking, net als op Bonaire, Aruba, Saba en Sint Maarten. Voor Curaçao speelt hierbij mee dat het eiland diende als overslaghaven voor slaafgemaakten richting de Spaanstalige koloniën van Zuid-Amerika. Deze koloniën eisten dat de aan hun geleverde gevangen Afrikanen katholiek gedoopt waren, waarvoor een handjevol priesters op het eiland toegestaan werd.

Als het gaat om de betrokkenheid bij de slavernij heeft de katholieke Kerk in het Nederlands koloniaal rijk verschillende gezichten. Enerzijds weten we dat katholieke geestelijken, net als geestelijken uit de andere kerken overigens, slaafgemaakten bezaten. De in Amsterdam geboren en in Suriname werkzame bisschop Jacob Grooff (1800-1852) stelde in 1842 bijvoorbeeld het slavenkind Cornelis in vrijheid. Bij zijn manumissie (juridische term voor het vrijlaten van een tot slaafgemaakte - red.) kreeg Cornelis de achternaam Foorg mee, een omkering van de achternaam van zijn voormalige eigenaar, de bisschop - zoals dat vaak in de West gebeurde. Anderzijds werkte en sympathiseerde de katholieke Kerk, vermoedelijk méér dan in katholieke koloniën, met de zwarte bevolking.

Onderzoek op Curaçao laat zien hoe de zwarte bevolking
zich uitspreekt tegen de afbraak van een katholieke kerk

De beroemde pater Petrus (Peerke) Donders (1809-1887) schreef in 1846 in een brief: “Ja, de goede God, zo hoop ik, zal in zijn barmhartigheid en gerechtigheid het lot van de ongelukkige en zo lang verdrukte slaaf verzachten en hem [de] vrijheid schenken [...]”. De zwarte bevolking sympathiseerde op haar beurt weer meer met de katholieke Kerk dan met de protestanten. Onderzoek naar mondelinge tradities op Curaçao door professor Rose Mary Allen en Alma Louise de Bode-Olton laat zien hoe de zwarte bevolking zich in een zogeheten tambú-lied (vrijheidsliederen van Curaçaose slaafgemaakten - red.) uitspreekt tegen de afbraak van een katholieke kerk om er een protestantse kerk te kunnen bouwen.

Dit artikel heeft uiteraard slechts een paar aspecten van de rol van katholieken en van de katholieke Kerk, zowel wereldwijd als bij het Nederlands slavernijverleden kunnen aanstippen. Wat het hopelijk al wel duidelijk heeft gemaakt, is dat ook de katholieke Kerk deel heeft aan dat verleden, zowel in positieve als in negatieve zin. Daarom verdient haar betrokkenheid in de Nederlandse context nadere bestudering en reflectie.

Verder lezen

Auteur van dit artikel uit bisdomblad SamenKerk van mei 2023 is Martijn Stoutjesdijk. Hij doet onderzoek naar de rol van de Bijbel en bijbelexegese in het Nederlands slavernijdebat van de zeventiende tot en met de negentiende eeuw. In 2021 is hij gepromoveerd aan de Tilburg University op slavernij in vroegchristelijke en vroegrabbijnse parabels.