Bisdom Haarlem-Amsterdam










Delen:
meld deze pagina op Twitter meld deze pagina op Facebook
Volgen:
link naar de RSS Feed van de laatste nieuwsberichten volg Bisdom Haarlem-Amsterdam op Twitter volg Bisdom Haarlem-Amsterdam op Facebook

Documenten

terug naar de documentindex

Uitgangspunten en criteria voor de catechese en toerusting

Voorwoord

Er is de laatste jaren in ons Bisdom hard gewerkt aan de catechese. In de parochies uiteraard: catechese voor kinderen, en - in toenemende mate - ook steeds meer voor volwassenen. In de meeste dekenaten hebben de dekenale catecheten ook hard kunnen werken aan nieuwe initiatieven. Op het ogenblik worden er een aantal zeer interessante projecten uitgewerkt, waarover u spoedig meer zult horen.

Langzamerhand groeide de behoefte om de uitgangspunten en criteria die bij dergelijke activiteiten voorondersteld worden, met elkaar duidelijk te formuleren.. Uitgangspunt hierbij was het 'Algemeen directorium voor de catechese' en de nota 'Wicken en wegen' van de Nederlandse bisschoppen.

Trouw aan de weg die we bij tot stand komen van de nota 'Zout Der Aarde' zijn ingeslagen, hebben wij voor een zo breed mogelijk draagvlak zorg gedragen. Samen met de dekenale catecheten en de Diocesane Dienst Catechese is hieraan gewerkt. Uiteindelijk is de tekst op 5 juni 2003 gepasseerd in de vergadering van de Bisschopsraad.

Wij zijn er trots op deze tekst aan u te mogen presenteren. We vertrouwen erop dat ook in de toekomst dit brede draagvlak gewaarborgd blijft en dat deze tekst basis kan zijn en inspiratie kan geven bij alle initiatieven die op het gebied van de catechese in ons Bisdom worden ontplooid.

Dienst Catechese Bisdom Haarlem,

Dr. A.J.M. Hendriks pr., vicaris
F.P.H.M. Geels pr,. stafmedewerker


Inleiding

Bij de leertrajecten voor geloofsvorming en toerusting in het bisdom van Haarlem hebben wij de volgende uitgangspunten en criteria voor ogen. We kunnen deze onderscheiden in drie categorieën:

A.Theologische criteria,
B.Geloofspedagogische criteria, en
C.Criteria voor de (vorming van de) catecheet.

We zullen deze categorieën kort afzonderlijk bespreken, hoewel ze in de praktijk steeds samen moeten gaan.


A. Theologische criteria

Deze theologische criteria betreffen de inhoud van de catechetische leertrajecten en zijn een korte samenvatting van de “Normen en criteria bij het aanbieden van de evangelische boodschap in de catechese” zoals ze in december 1999 werden voorgelegd aan de Nederlandse Bisschoppenconferentie. Dit “definitief concept” was weer een samenvatting van het gelijkluidende hoofdstuk 1, uit deel II van het Algemeen Directorium voor de Catechese (1997). De volgorde van de kopjes is die van het “Definitief concept”, de nrs verwijzen naar het ADC.

a. Een betekenisvolle boodschap voor de mens
Het Evangelie raakt het religieuze verlangen van de mens en de diepste grond van de menselijke existentie. De mens is een ´eeuwige zinzoeker´. In mensen leeft verlangen naar geluk en een verlangen om goed te zijn. De catechese moet laten zien dat de centrale thema’s van het geloof een bron van licht en leven kunnen zijn. [ADC, nrs 11-117]

b. Een boodschap die heil aankondigt
Het Evangelie is een Blijde Boodschap. Zij geeft zin aan het leven en verkondigt dat het kwaad niet het laatste woord heeft. Catechese moet daarom laten zien dat wij mensen al voor een stukje deelhebben aan het Rijk van God en mogen bijdragen aan de verdere realisatie daarvan. Mensenbestaan is mee mogen doen met wat God is: liefde. [101-102]

c. Een boodschap van bevrijding
Het Evangelie is een boodschap van bevrijding van armoede, honger en lijden, van onwetendheid en schuld. Catechese dient een herkenbare diaconale dimensie te hebben. Gericht te zijn op een zich liefdevol en daadwerkelijk verantwoordelijk voelen voor anderen en op engagement met de samenleving. [103-104]

d. Het kerkelijk karakter van de boodschap van het evangelie
In de catechese wordt het Evangelie overgedragen gericht op en in verbondenheid met de gemeenschap van de kerk, het volk van God onderweg. In de catechese verschijnt de kerk als een mystiek lichaam, een levende eenheid die uitstijgt boven het louter institutionele; een verbondenheid van alle gelovigen met God en met elkaar, in Christus. [105-106]

e. Jezus Christus als kern: christocentrisme
Jezus Christus vormt het hart van de evangelische boodschap. In Jezus heeft God zich volledig geopenbaard. Christenen geloven dat de persoon en het leven van Jezus en wat hij over God heeft verteld het ultieme beeld van God zijn. Daarom dienen de vier Evangelies een centrale plaats te krijgen in de catechese. [98]

f. Trinitair christocentrisme
Jezus Christus is de toegang tot het mysterie van de Drie-eenheid. De uitspraak ´In de Geest, door Christus, naar de Vader´ (Ef 2,18) moet de inwendige structuur van de catechese bepalen. Steeds verwijst Jezus naar de Vader en naar de Geest. Zo is Jezus de weg die binnenleidt in het diepe mysterie van God [99-100]. Hem navolgend heeft catechese als inwijding in het mysterie daarom een mystagogisch karakter. [KKK 1075]

g. Het historisch karakter van het heilsmysterie
De joods-christelijke traditie staat in een dynamische, fundamentele spanning van verleden, heden en toekomst. Het actuele leven van mensen en de realiteiten van deze wereld worden geïnterpreteerd en belicht vanuit de heilsgeschiedenis en de eschatologie. Anderzijds worden in de viering van de sacramenten en de overweging van de Schriften de grote gebeurtenissen uit de heilsgeschiedenis telkens opnieuw in het ‘heden’ gelezen en beleefd. De catechese moet van meet af aan deze spanning toelaten en mee verwerkelijken. [107-108]

h. Inculturatie van de evangelische boodschap
Catechese dient rekening te houden met de culturele context. Dit heeft betrekking op de multi-religieuze gelaagdheid van de Nederlandse samenleving, bijvoorbeeld de aanwezigheid van katholieke migranten, christenen van andere denominaties en de aanwezigheid van niet-christelijke gelovigen. Voor de algemene culturele context van Nederland betekent inculturatie ook dat de catechese rekening dient te houden met de breuken in de traditie en de geloofsbeleving en met wijze waarop en de fasen waarin opvoeding in onze cultuur verloopt. [109-110]

i. De ongeschondenheid van de evangelische boodschap
Het Evangelie moet in zijn volle rijkdom gepresenteerd worden. Waar het criterium van de inculturatie vraagt dat in de verkondiging van de evangelische boodschap rekening wordt gehouden met wat de doelgroep kan bevatten, is het criterium híer dat de boodschap gaandeweg op een meer expliciete en volledige manier behandeld wordt. Het gaat erom de boodschap in de juiste spanning te brengen met de wereld: het Evangelie dient een kritisch en uitdagend contrapunt te zijn. [111-113]

j. Een organische en hiërarchisch geordende geloofsoverdracht
Gods openbaring is niet zomaar een vruchtbaar samenraapsel van losse wetenswaardigheden, anderzijds dient zij zich niet aan als een onaantastbare systematiek. Geloven is niet mogelijk zonder confrontatie met paradoxen. Jezus Christus is het hart van de evangelische boodschap en toch verwijst hij voortdurend naar de Vader en de Geest. De evangelische boodschap is bemoediging én uitdaging én aanklacht. Allerlei aspecten van het geloofsmysterie dienen gepresenteerd en belicht te worden in het licht van deze spanningen, in overeenstemming met wat de traditie aanreikt over wat het eerste is en wat daarop volgt, en met het oog op een organisch groeiend geloof. Het gaat erom zich steeds meer open te stellen voor Gods kijk op onze menselijke werkelijkheid. Zien met gelovige ogen is gaan zien met de ogen van God, zien met de ogen van de Liefde. [114-115]


B. Geloofspedagogische criteria

Deze criteria betreffen het proces dat de catechisant doormaakt, en zijn een weergave van het Algemeen Directorium voor de Catechese (1997), Deel III, De pedagogie van het geloof. a. Grondnotie: In de openbaring past God zich aan aan de mens
Het gaat hier om het "opvoedingsplan van God", die bij de openbaring Zijn spreken heeft aangepast aan onze natuur. De plaatselijke catechese en toerusting moeten zichtbaar maken de "bewonderenswaardige neerdaling" van God en zijn onuitsprekelijke welwillendheid voor de wereld. Deze tonen Gods verlangen zich "aan te passen" (synkatabasis) aan de mensen. [131]

Trouw aan de boodschap gaat daarom wezenlijk samen met trouw aan de mens: het christelijk mysterie moet worden voorgelegd op een manier die dicht bij de psychologie en denkwereld staat van de doelgroep voor wie ze bestemd is. Er zal dus duidelijk verwezen worden naar wat deze mens in zijn eigen leven heeft meegemaakt [133, al.3; vgl. CT 36-45]. Daarbij moet de verhouding tussen geloof en wetenschap zeer zorgvuldig worden behandeld [al.4]

b. De goddelijke pedagogie
De Schrift spreekt over God als over een barmhartige vader, een leermeester, een wijze, die de mens benadert in de situatie waarin deze verkeert, en geduldig laat groeien tot hij/zij een volwassen en vrije zoon of dochter wordt die trouw gehoor geeft aan zijn Woord. [139]

Deze goddelijke pedagogie heeft Christus in zijn zending voortgezet. Basiskenmerken van 'de pedagogie van Jezus' zijn: openstaan voor andere mensen; verkondiging van het Rijk Gods; een fijngevoelige en krachtige vorm van liefde die vrij maakt; een uitnodiging om zich te laten leiden door geloof, hoop en liefde; het gebruik maken van alle middelen waardoor mensen met elkaar communiceren, waaronder beeldspraak, beelden en profetische tekens. [140]

c. Pedagogie van de kerk
Als moeder is de kerk opvoedster in het geloof: het is haar taak de pedagogie van de Vader en de Zoon voort te zetten. De christelijke gemeenschap is zelf een levende catechese. Dit vraagt van haar dat zij een vitale en aantrekkelijke gemeenschap is. Daartoe kan de kerk putten uit de rijke schat van de traditie, waartoe ook beeldende kunst en muziek behoren. [141]

d. De Geest werkt in iedere christen
Dankzij de gave van de Heilige Geest neemt de leerling met de jaren toe in wijsheid en welgevallen bij God en de mensen. Hierdoor wordt hij in staat gesteld om de goddelijke opvoeding in zich te laten rijpen, die hij ontvangt door de catechese en hetgeen wetenschap en ervaring hem bieden. [142]

e. Goddelijke pedagogie en catechese
Deze pedagogie staat in dienst van de bevrijdende dialoog tussen God en de mens. Het Woord van God is transcendent en mysterievol, en kan zich voegen naar verschillende personen en culturen. Naar aard en inhoud is de catechese een ‘pedagogie van de incarnatie’. Ze staat geworteld in intermenselijke betrekkingen en bedient zich van het proces van de dialoog. Zo is catechese een route om te komen tot een volwassen geloof “naar de maat van Christus’ gave”. [143]

f. De originele pedagogie van het geloof
Enerzijds wordt in deze actieve pedagogie van het geloof het heilzaam werken van God, dat pure genade is, niet verward met het pedagogisch handelen van de mens. Anderzijds worden deze twee niet van elkaar gescheiden of tegenover elkaar gesteld. Geïnspireerd door Gods liefdevolle dialoog zoekt de catechese voortdurend het gesprek met de mensen. Daarbij zorgt ze voor een coherent samengaan van persoonlijke overgave aan God (fides qua) en de inhoud van de christelijke boodschap (fides quae). [145]

Echte catechese draagt tijdens het hele traject van vorming ertoe bij om Gods handelen zichtbaar te maken door een sfeer te scheppen van luisterbereidheid, dankzegging en gebed. Tegelijk moedigt ze de catechisanten aan, door actieve deelname in vrijheid te antwoorden. [146] In de catechese moet de catechisant een actieve, bewuste en verantwoordelijke rol kunnen spelen en niet een zwijgend en passief toehoorder zijn. [167]

g. Inductieve en deductieve benadering
Vanwege het beginsel van ‘trouw aan God en trouw aan de mens’ mag geen kunstmatige scheiding worden aangebracht tussen inhoud en methode. [149]

Bij catechese is de genade werkzaam. Dat kan langs verschillende wegen gebeuren, wegen die wij niet altijd volledig kennen. De ontmoeting tussen het Woord van God en het beleven van de mens komt tot stand door waarneembare tekens. De catechese leidt uiteindelijk in tot het mysterie [150]; zij is ‘mystagogie’ [zie boven bij A.f. en KKK 1075].

De zogeheten inductieve benadering biedt gegevens aan om daarmee te leiden tot inzicht in de betekenis die zij hebben in het mysterie van de openbaring. Deze methode komt overeen met het bestel [oeconomia] van de openbaring en beantwoordt aan de intieme verwachtingen van het mensenhart. De deductieve benadering is een noodzakelijke aanvulling, maar zal haar volle waarde eerst tonen wanneer het inductieve proces voltooid is. [150]

h. De rol van de ervaring in de catechese
De ervaring van de mens speelt in de catechese verschillende rollen; daarom moet men steeds de nodige aandacht eraan besteden. Goede catechese zal mensen meer bewust maken van hun meest tekenende persoonlijke en maatschappelijke ervaringen, en de daarmee samenhangende vragen en noden verhelderen met het licht van het evangelie. [152]

i. De creatieve bijdrage van de catechisanten
De (volwassen) catechisanten kunnen de catechese mee ontwikkelen door met elkaar van gedachten te wisselen, door onderzoek te doen en te leren uit de praktijk. Zo kunnen zij aangeven op welke wijze de boodschap het beste kan worden verstaan en verwoord. [157]

j. Het belang van de groep
In de ontwikkeling van de mens speelt de groep een belangrijke rol. Dat geldt ook voor de catechese. Het groepsproces bevordert dat men leert omgaan met anderen; het draagt bij aan de vorming en ontwikkeling van de persoonlijkheid; het bevordert het onderling gesprek, het delen met elkaar en het besef als christenen gezamenlijk verantwoordelijkheid te dragen. De groep heeft niet alleen een didactisch doel, maar laat ervaren wat een gemeenschap is. [159]

k. Sociale communicatie
De moderne media zijn voor velen het voornaamste instrument van informatie en vorming, dat hun gedrag leidt en inspireert. Vanwege de grote invloed van die media op de cultuur moeten catecheten niet alleen leren ze te gebruiken voor het verspreiden van de christelijke boodschap, maar de boodschap zelf te integreren in deze ‘nieuwe cultuur’, die gekenmerkt wordt door een nieuwe taal en nieuwe psychologische gedragspatronen. [160-161]


C. Criteria voor de vorming van de catecheet

Deze criteria betreffen de eigenschappen en vaardigheden van de catecheten in de leertrajecten en zijn een korte samenvatting van het Algemeen Directorium voor de Catechese (1997), Deel V, Hoofdstuk II, De opleiding voor de dienst van de catechese.

a. Drie aspecten in de vorming van de catecheet
Het belangrijkste aspect is dat wat hij/zij is als mens en als christen. De vorming moet helpen om te rijpen als mens, als gelovige en als apostel. Vervolgens moet de catecheet over kennis beschikken. Zowel van de boodschap als van de persoon die haar ontvangt, en het maatschappelijk kader waarin deze leeft. Tenslotte de vaardigheid om de boodschap over te dragen, want catechese is een communicatieve handeling. [238]

b. De rijpheid van de catecheet
De catecheet moet beschikken over een initiële rijpheid als mens. Door zijn werk zal hij/zij uitgroeien in kritische zin, inwendige eenheid, vermogen tot dialoog, opbouwende mentaliteit en bereidheid om in groepsverband te werken. De ware vorming zal ook de spiritualiteit van de catecheet voeden: men vormt anderen in het geloof door allereerst zichzelf daarin te vormen. De toerusting zal het apostolisch besef van de catecheet levend houden, om mee te werken aan het bewustzijn van haar eigen zending dat bij de particuliere kerk leeft. [239]

c. Bijbelse en theologische vorming
De catecheet heeft inzicht in de drie grote periodes van de heilsgeschiedenis: Oude Testament, leven van Jezus Christus, geschiedenis van de kerk. Hij/zij is vertrouwd met de grote kernpunten van de christelijke boodschap: geloofsbelijdenis, liturgie, zedelijk leven, gebed. De Katechismus van de Katholieke Kerk dient daarbij als wezenlijk uitgangspunt. [240]

d. De menswetenschappen in de vorming
De resultaten van vooral de psychologie en sociologie moeten voldoende worden gekend en aangewend, om de gelovigen tot een zuiverder en rijper geloofsleven te brengen. De catecheet moet begrip hebben van de ontwikkelingspsychologie en de verschillende fasen in de levensloop van de mens; van de godsdienstpsychologie en de ervaringen die de mens toegankelijk maken voor het mysterie van het heilige; en van de drijfveren van de mens en de opbouw van zijn persoonlijkheid. Sociale en culturele condities kunnen diepgaande repercussies hebben op de verbreiding van het evangelie. [242]

e. De pedagogische vorming
Door zijn vaardigheden bevordert de catecheet het proces dat de catechisant met de hulp van de heilige Geest doorloopt. De catecheet moet het groeien van de geloofservaring begeleiden waarover hij geen heer en meester is. De nodige kwaliteiten daarbij zijn: de vraag verstaan en erop in kunnen gaan; initiatief nemen tot het organiseren van leerprocessen; een groep mensen leiden naar gelovige volwassenheid. Daarbij ontwikkelt de catecheet een eigen stijl. [244] Hij moet een realistisch programma opstellen en kritisch evalueren. Idealiter spelen de catecheten zelf de hoofdrol in hun leerproces: de vorming heeft een creatief karakter en bestaat niet alleen in het aanleren van uitwendige regels. De vorming moet uitgaan van de praktijk. [245]

Uiteindelijk is elke vorm van onderwijs zo rijk als de man of vrouw die voor de groep staat. Dit blijkt uit onderzoek in het reguliere onderwijsveld. Het talent en de kwaliteit van de catecheet zal doorslaggevend zijn. Catechese vraagt om mensen die allereerst beschikken over communicatieve en didactische vaardigheden, die kunnen werken vanuit een empathische attitude en die in staat zijn om esprit en hartstocht over te brengen. Het is daarom verheugend dat het Directorium met zoveel pastorale zorg spreekt over de spiritualiteit, de opleiding en de verdere begeleiding van catecheten.

Uiteraard dienen deze criteria in verschillende zwaarte te worden toegepast voor de diverse Werkers In de Catechese. Zie hierover “Wicken en Wegen. Instrument voor kwaliteitsbeheer in de Catechese, Utrecht 2000.


Inspelen op de werking van de Geest

De criteria op de drie beschreven niveaus (A – C) hangen met elkaar samen. De catecheet moet kunnen omgaan met een verscheidenheid aan methoden en technieken. Die omgang moet uiteindelijk getoetst worden aan het leraarschap van Jezus. Een kunstmatige tegenstelling tussen inhoud en methode is heilloos. Bij geloofscommunicatie beïnvloeden inhoud en vorm elkaar: het gaat niet alleen om het instrumenteel aanwenden van middelen of technieken, maar om een wisselwerking tussen vorm en inhoud. [161, vgl. 144] Geslaagde geloofscommunicatie is iets ondoorgrondelijks en het werk van de Geest in mensen. [142]

Diocesane Beleidscommissie voor Catechese
Haarlem, 4 september 2003.






Bisdom Haarlem - Amsterdam • Postbus 1053 • 2001 BB  Haarlem • (023) 511 26 00 • info@bisdomhaarlem-amsterdam.nlDisclaimerDeze website is gerealiseerd door iMoose