Bij het verschijnen van de encycliek ‘deus caritas est’

25 januari 2006

Naar aanleiding van de presentatie van de encycliek ‘deus caritas est’ van paus Benedictus XVI geeft Adrianus Kardinaal Simonis, aartsbisschop van Utrecht en voorzitter van de Nederlandse Bisschoppenconferentie, de onderstaande, eerste reactie. Kardinaal Simonis is overigens momenteel in Rome. Onder andere bij gelegenheid van een congres van de Pauselijke Raad Cor Unum, dat in het teken stond van de nieuwe encycliek. Een Nederlandse vertaling van deus caritas est is inmiddels in de maak.

Klik hier voor de Engelse tekst in MS Word formaat.

Met zijn eerste encycliek deus caritas est reikt paus Benedictus XVI ons een onvoorstelbaar rijk en diepgravend document aan. Hij toont zich daarmee een geestelijk leider en denker van wereldformaat. Ook voordat hij tot paus verkozen werd, heeft Benedictus XVI een grote bijdrage geleverd aan het denken en spreken van de Kerk. In die zin zou het wat curieus zijn om de eerste encycliek van zijn hand als een soort eerste ‘proeve van bekwaamheid’ te zien. Toch mag gerust gezegd worden dat paus Benedictus XVI alle verwachtingen rond zijn eerste encycliek meer dan waargemaakt heeft.

De keuze voor het onderwerp van de encycliek is verrassend. Menigeen had misschien een uiteenzetting verwacht over de Kerk of over een morele kwestie. Door zijn keuze diepgaand te reflecteren over de liefde, leidt paus Benedictus ons op een authentieke wijze naar het hart van het christelijk geloof: de God die liefde ís. Op alle mogelijke manieren wil Benedictus ons de persoon van God tonen, God die ons in Jezus Christus Zijn gezicht laat zien en door Jezus Christus Zijn hart toegankelijk maakt. Deze encycliek is in een toegankelijke taal geschreven en zal voor iedereen van goede wil talrijke inspirerende aanzetten tot reflectie bevatten. deus caritas est is een document dat intensieve bestudering en bespreking verdient en hopelijk zullen velen, ook in Nederland, dat gaan doen.

In deus caritas est staat de kern van dat Evangelie en het christelijk geloof centraal: de liefde. Het gebod om de naaste lief te hebben als jezelf is geen gewoon gebod, maar het antwoord van de mens op de liefdegave van God door Jezus Christus waarmee Hij ons naar Zich toetrekt. Terecht stelt Benedictus XVI dat het in onze tijd van bijzonder groot belang is om naar voren te brengen dat God liefde is én wil, nu God en geloof zo vaak met haat en geweld worden geassocieerd.

De ‘liefde’ is in alle tijden een belangrijke inspiratiebron voor schrijvers, dichters, componisten en andere cultuurdragers geweest. Ook in onze tijd is de liefde een leidend thema in tal van cultuuruitingen. In een samenleving die ten diepste wordt bepaald door individualisme en sociale vervreemding, is de hunkering naar echte liefdesrelaties - met een partner, binnen het gezin en tussen vrienden - groot. Wie deus caritas est leest, zal aanknopingspunten vinden om die liefde in al haar verschijningsvormen te verdiepen en te zuiveren. Nu de commercie ons in de aanloop naar Valentijnsdag voortdurend oproept om onze geliefden niet te vergeten, doe ik daarom graag de suggestie om dit jaar onze liefde te laten blijken door deze encycliek cadeau te doen!

Benedictus XVI geeft in zijn encycliek aan het begrip liefde een diep bijbels fundament, waarbij hij nadrukkelijk de samenhang tussen het Oude en het Nieuwe Testament laat zien. Centraal staat Gods liefde voor de concrete schepping. Bovendien benadrukt de paus dat het christendom geen tegenstelling aanbrengt tussen ‘eros’ en ‘agape’; tussen de (inter)menselijke liefde - ook in zijn seksuele uiting - en de liefde van Godswege. Alleen wanneer de ‘eros’ wordt gereduceerd tot een puur lichamelijk instrument, een consumptie-artikel dat vrij verhandelbaar is, dan vindt men het christelijk geloof tegenover zich. Maar als uiting van onze zoektocht naar de liefde en ontdekkingstocht van de ander, zoals zo prachtig beschreven in de bijbelse poëzie van het Hooglied, heeft de ‘eros’ een belangrijke plaats in onze menselijke natuur. Zo kunnen we toegroeien naar de volheid van de liefde, waarin het niet gaat om onszelf maar om liefde en zorg voor de ander. Benedictus XVI houdt de lezer voor dat de christelijke liefde oog heeft voor de menselijke maat: de liefde kan nooit alleen uit eenrichtingverkeer bestaan. “Iedereen die liefde wil geven moet ook liefde als gave terugontvangen.” Ik ben ervan overtuigd dat de verhandeling in de encycliek over ‘eros’ en ‘agape’ niet alleen veel lezers zal raken, maar voor menigeen ook een ‘eye opener’ zal zijn in het ontdekken van deze christelijke visie op de liefde.

Heb God lief en de naaste als uzelf, is de belangrijkste gebod in het christendom. Naasten-liefde is onlosmakelijk verbonden met de liefde van en voor God. Benedictus XVI beschrijft in zijn encycliek hoe in de christelijke geschiedenis de naastenliefde concreet gestalte heeft gekregen, en nog steeds krijgt, in de diaconie en in charitatieve werken. Met recht roemt de paus niet alleen de kerkelijke instellingen en katholieke organisaties die zich op dit terrein begeven, maar ook de vele gelovigen die als vrijwilliger gehoor geven aan de opdracht tot werken van barmhartigheid. Ook aan de Nederlandse vrijwilligers wil ik die dank graag overbrengen!

In Nederland zijn veel activiteiten op het gebied van de zorg en welzijn aanvankelijk begonnen als charitatieve werken van de Kerk, waarbij in de katholieke geloofsgemeen-schap vooral religieuzen op tal van terreinen als de gezondheidszorg en het onderwijs actief zijn geweest. In de tweede helft van de 20ste eeuw zijn de meeste van deze instellingen geprofessionaliseerd, al dan niet met behoud van de katholieke identiteit. Benedictus XVI benadrukt dat professionaliteit, met name voor katholieke organisaties op dit gebied, nooit het enige kan zijn dat geboden wordt. Vanuit een christelijke visie op de liefde zullen medewerkers zich allereerst moeten laten leiden door de zorg voor de medemens. Wat mensen in ziekenhuizen, zorg- en welzijnsinstellingen nodig hebben is medemenselijkheid en oprecht gevoelde betrokkenheid. De paus roept daarom op om in de opleidingen niet alleen aan professionele vaardigheden aandacht te besteden, maar ook aan de ‘vorming van het hart’. Het zou bijzonder goed zijn wanneer die oproep ook in Nederland gehoor krijgt.

Een ander belangwekkend en actueel onderdeel van de encycliek vormt de beschouwing over de relatie tussen Kerk en staat. De paus onderstreept het grote belang van gods-dienstvrijheid en dat vraagt van de overheid erkenning van de geëigende onafhankelijkheid van geloofsgemeenschappen. Tegelijk gaat de Kerk niet op de stoel van de staat zitten en heeft de politiek een eigen verantwoordelijkheid voor de inrichting van de samenleving. De Kerk wil wél een bijdrage leveren aan het denken over en bevorderen van gerechtigheid, onder meer door het aanwakkeren van ‘geestelijke energie’ zonder welke gerechtigheid niet kan bestaan. Het inrichten van structuren van gerechtigheid en solidariteit kan nooit alleen een technische aangelegenheid zijn, maar vindt zijn basis in oprechte medemenselijke liefde. Benedictus onderstreept bovendien het belang van het ‘subsidiariteitsbeginsel’: we hebben geen behoefte aan een staat die alles regelt en controleert, maar aan een overheid die de maatschappelijke krachten in de samenleving bevordert, met name waar deze ingezet kunnen worden voor het bijstaan van mensen in nood. De Kerk behoort tot deze maat-schappelijke actoren zodat goede samenwerking tussen de overheid en kerkelijke organisaties van groot belang is. Ik zou menen dat paus Benedictus XVI daarmee een boodschap voor het voetlicht brengt die ook voor katholieke maatschappelijke organisaties in ons land én voor de dialoog van Kerk en politiek zeer inspirerend en vruchtbaar kan zijn.

Persdienst Bisdom Haarlem / Wim Peeters Print artikel


Voor het laatst gewijzigd: