Presentatie nota Nieuwe Tijden Nieuwe Wegen - Lezing Dom Gerard Mathijsen O.S.B 10 mei 2004

Bonifatius siert de omslag van de nota die hier vandaag wordt gepresenteerd. 2004 is Bonifatius-jaar. De bisschop van Groningen heeft bij die gelegenheid een brief gepubliceerd: Monnik en pastor. Daarin las ik: “Van een benedictijn die vaak zijn klooster verlaat om elders lezingen te verzorgen of iets dergelijks vragen we ons al gauw met enige ironie af: `hoe zit dat met met zijn stabilitas loci?´” Gelukkig nuanceert hij dit, en laat hij zelfs zien dat het aanvankelijk niet zo was, en dat de geloofsverkondiging in Noord-West-Europa gedurende eeuwen zelfs vooral het werk van de monniken is geweest.

Toch was ik echt wel beducht toen Martin Frederiks kwam met de vraag of ik bij deze gelegenheid iets zou willen zeggen. Hoe komt hij erbij? was mijn eerste reactie. Wat kan ik zeggen aan die mensen die stuk voor stuk de situatie in het bisdom veel beter kennen dan ik. Maar hij heeft mij duidelijk gemaakt dat het niet de verwachting is dat ik u hier vanmiddag bestuurlijk wijzer maak.

Het bisdom bestuur wil de diocesane structuren voor de toekomst functioneel te maken, zodat zij kanalen kunnen blijven die leven doorgeven en bevorderen. Daarvoor heeft het zijn eigen beleidsmakers en adviseurs. Hun intentie is niet geweest om door een face-lift en met kunstmatige trucs de veroudering van het kerkelijk instituut te verhullen. Het gaat hun niet om een instituut, het gaat hen om het welzijn van mensen, en om de heilswil van God. Dat zijn werkelijkheden die elkaar niet uitsluiten. Er is juist een innige relatie. Het instituut staat in dienst van die relatie, is er de onontbeerlijke drager van. De schrijvers van de nieuwe nota hebben oprecht gezocht om de tekenen van de tijd te verstaan, om oog te hebben voor de belofte die de toekomst voor ons inhoudt, en wegen te zoeken waarlangs de gelovigen van ons bisdom Haarlem samen verder kunnen gaan, echt vèrder. Als kerkgemeenschap hebben wij een zending. Die zending vraagt om bezieling. Wie bezieling zegt, zegt spiritualiteit.

Welnu, er is momenteel een opmerkelijke honger, of dorst, naar spiritualiteit, zoals blijkt uit het succes van het werk van Henri Nouwen, van Anselm Grün, van Wil Derkse. Vanuit die achtergrond is mij de vraag gesteld om hier te komen vertellen, hoe deze vraag voelbaar is in de abdij van Egmond, een plek in het bisdom waar mensen naartoe komen vanuit allerlei richtingen, en met heel verschillende achtergrond, met heel verschillende vragen en verwachtingen ook.

Ik heb het aangenomen uit waardering voor de inspanning van het bestuur van het bisdom, en omdat ik dankbaar ben voor de goede relatie tussen het bisdom Haarlem en de abdij van Egmond. Wij zijn ervan doordrongen dat wij dragers zijn van een kostbaar erfgoed, en dat het doorgeven van deze schat die wij hebben ontvangen vraagt om een groot onderscheidingsvermogen, dat weet vast te houden wat wezenlijk is, en dat ook de moed heeft nieuwe vormen te zoeken, en wat versleten is los te laten.

Dat het bestuur van het bisdom komt met een stuk waaruit een visie spreekt is op zich al heel bemoedigend. Vooral ook omdat er niet wordt geklaagd over wat allemaal verkeerd is in onze tijd, maar positief een voorstel wordt gepresenteerd om door een creatief omgaan met de mogelijkheden de uitdaging van de toekomst gelovig en vertrouwvol aan te gaan. En daarbij wordt voor ogen gehouden waar het om gaat. Waarheid verkondigen is maar overtuigend als we in de waarheid willen staan. En de waarheid is geen kwestie van gelijkhebben, maar van in de liefde blijven, en de liefde niet loslaten. “Blijft in mijn liefde” heeft Jezus gezegd.

Kardinaal Walter Kasper heeft onlangs een inleiding gehouden voor de pauselijke Raad voor de Eenheid van de Christenen, waarin hij beklemtoonde dat menselijke inspanningen alleen niet toereikend zijn om die eenheid te realiseren. In die tekst trof mij de waarde die de kardinaal toekent aan de vriendschap. “Aristoteles heeft al aangetoond, schrijft hij, dat de instandhouding van iedere gemeenschap, ook van de staat, afhangt van vriendschap en vriendenkringen. Vriendschap is een belangrijke categorie in het Nieuwe Testament, en maakt deel uit van het zelfverstaan van de eerste christenen: Joh. 15, 11-15: “Dit is mijn gebod, dat gij elkaar liefhebt, zoals Ik u heb liefgehad. … Ik heb u vrienden genoemd”. En 3Joh.15: “De vrienden groeten u. Groet de vrienden ieder persoonlijk.” Tussen christenen, zegt Kasper, gaat de vriendschap uit boven de gewone menselijke sympathie, uit kracht van het gemeenschappelijk doopsel, en het gemeenschappelijk toebehoren aan het éne lichaam van Christus, uit kracht van het leven dat de H. Geest schenkt.

Onderlinge vriendschap schept het klimaat van vertrouwen en van aanvaarding van de ander, voorwaarde om de theologische dialoog vruchtbaar te maken” ( DC 2312 (18 avril 04)blz. 373).

Bij het binnentreden van de 21e eeuw zijn wij uitgenodigd om een nieuw hoofdstuk toe te voegen aan de geschiedenis van het christendom. Het nieuwe komt daarbij niet van ons: alleen Christus en de heilige Geest kunnen echte nieuwheid brengen, de nieuwheid van het Evangelie, dat 2000 jaar oud is. Het zou heel aanmatigend zijn te denken dat wij in deze tijd een begin zouden kunnen maken met het beleven van het evangelie op een wijze die tot op heden toe niet in praktijk zou zijn gebracht. Maar het is ook niet goed om het verleden voor te stellen als ideaal, en geen oog te hebben voor de schaduwzijde van de tijd die achter ons ligt.

Presentatie beleidsnota Nieuwe Tijden Nieuwe Wegen
Dom. Gerard Mathijsen O.S.B., abt van Egmond, plaatst de Haarlemse herstructurering in een geestelijk kader.

Ik ben erg getroffen door de tekst die de Russische aartspriester Vader Alexander Men heeft uitgesproken op 8 september 1990, daags voordat hij werd vermoord. “Het christendom is nog maar aan het beginnen” zei hij “het staat nog in de kinderschoenen”.

“Christus roept op om een goddelijk ideaal werkelijkheid te laten worden. Alleen bekrompen denken mensen kunnen zich verbeelden dat het christendom af is, dat het helemaal tot stand is gekomen, volgens sommigen in de 4e eeuw, volgens anderen in de 13e eeuw of op een ander tijdstip. In werkelijkheid, aldus Men, maakt het christendom nog slechts zijn eerste pasjes, verlegen stapjes in de geschiedenis van het mensdom. Heel wat woorden van Christus blijven voor ons nog onverstaanbaar. Want terwijl het Evangelie mikt op de eeuwigheid als doel, zijn wij nog neandertalers in onze geest en onze moraal. De geschiedenis van het christendom staat nog in haar kinderschoenen. … Er zijn zeker grote heiligen geweest. Dat waren de voorlopers. Zij hebben zich weten los te maken uit een verschrikkelijke oceaan van modder, bloed en tranen. Een man als Andreï Roublëv heeft een goddelijk visioen weten te scheppen. Om daartoe in staat te zijn putte hij niet uit de werkelijkheid die hem omgaf, maar uit de geestelijke wereld.”

Het nieuwe van het Christendom ziet Alexander Men in de Persoon van Jezus, in wie God tegenwoordig is. Hij draagt met ons de last van het leven. En dat verandert alles. Hij openbaart ons de onmetelijke waarde van ieder mens, en de overwinning van het leven op de dood. Ik citeer hier maar enkele zinnen van zijn profetische tekst, die besluit: “Als wij nog eens vragen naar waar het in het christendom om gaat moeten wij zeggen: om de vereniging van de mensheid met God. De vereniging van de menselijke geest, die begrensd en beperkt wordt door de tijd, met de oneindige goddelijke Geest. Het gaat om de heiliging van het vlees, want vanaf het ogenblik waarop de Mensenzoon onze vreugde, ons lijden, onze liefde en ons werk heeft aangenomen, is al wat Hem omringde – de natuur, de wereld, de omgeving van de godmens bij zijn geboorte, niet langer verworpen en vernederd, maar verheven tot de hoogste graad: geheiligd. Het christendom is de heiliging van de wereld, de overwinning op het kwaad, op duisternis en dood. Het is de overwinning van God.”

Men droomt van een christendom dat heel de samenleving doordrenkt. Het tegenovergestelde van secularisatie. In de christelijke middeleeuwen was de buitenkant van het leven christelijk, maar dit was een sausje over een samenleving die nog erg heidens en absoluut niet evangelisch was. Uitzonderingen daargelaten, want iedere tijd heeft zijn heiligen gehad.

Daags na zijn toespraak is Alexander Men vermoord. Daarmee is zijn boodschap niet verstomd. Zij is in vele talen vertaald en over de wereld verspreid.

De visie van deze orthodoxe Russische priester vind ik ook in de buitengewoon mooie apostolische brief van paus Johannes Paulus II Novo Millennio ineunte. Ook hij spreekt van een nieuwe etappe in de heilsgeschiedenis. Hij schetst de kenmerken van een spiritualiteit die daadwerkelijk het aanschijn van de aarde kan vernieuwen. Moedig en profetisch stelt hij de heiliging van de wereld aan de orde als programma voor de kerk in de komende tijd. Hij citeert 1Thess. 4, 3: Dit is de wil van God, uw heiliging, en zegt zelf: “Op het eerste gezicht zou het bijna onpraktisch kunnen lijken om deze eenvoudige waarheid in herinnering te roepen als de grondslag van de pastorale planning waarbij we betrokken zijn bij het begin van het nieuwe millennium. Kan heiligheid ooit worden gepland? Wat zou het woord `heiligheid´ betekenen in de context van een pastoraal plan?” Als we ervan overtuigd zijn dat er geen ander heil in de wereld is dan vanuit de genade die Christus ons brengt, dan is de grootste dienst die wij onze medemensen kunnen bieden dat wij ernaar streven dat onze gemeenschappen echte “scholen van gebed” worden, waar de ontmoeting met Christus niet alleen wordt uitgedrukt in het vragen om hulp, maar ook in dankzegging, lofprijzing, aanbidding, beschouwing, luisteren en vurige toewijding, totdat, zegt de paus, het hart werkelijk verliefd wordt. De ontmoeting met Christus leidt vanzelf tot gemeenschap. Waar deze tot stand komt toont de kerk zich als teken en werktuig voor de intiemste vereniging met God alsook voor de eenheid van de hele mensheid.

Deze visie van de paus is voor de religieuzen uitgewerkt in een document van de Congregatie voor instituten van godgewijd leven, die is uitgegeven op het Pinksterfeest in 2002: Een nieuw begin maken vanuit Christus. Daarin wordt het belang van de aanwezigheid van religieuze gemeenschappen onderstreept. Zij moeten gericht zijn op de Heer, en open staan voor de mensen. “de communio die de religieuzen moeten beleven reikt veel verder dan hun religieuze families of hun instituut… Zij zouden moeten rivaliseren in wederzijdse liefde om te komen tot het meest verheven charisma, de caritas”. “De eenheid van de kerk is geen eenvormigheid, maar een organische integratie van een gewettigde verscheidenheid. Het gaat om de werkelijkheid van de vele ledematen, verenigd in een enkel lichaam, het unieke Lichaam van Christus”(30). Velen, een Lichaam in Christus.

De religieuzen worden aangemoedigd om niet terug te schrikken voor beproevingen, en uitdagingen het hoofd te bieden: “De vermindering in aantal van de leden van talrijke instituten en hun hogere leeftijd in sommige delen van de wereld, leiden ertoe dat wij ons afvragen of het religieuze leven in de vormen waarin wij het kennen nog een zichtbaar getuigenis geeft, in staat om jongeren aan te trekken. Welke plaats is er in de toekomst voor de traditionele vormen van het godgewijde leven? Dit laatste moet, zo herinnert JP II ons (Vita consecrata 110) nog een grote toekomst opbouwen met alle gelovigen.

Ook hier: niet nostalgisch terugblikken, maar de uitdaging aangaan!

Om daartoe in staat te zijn dient men zich te hoeden voor middelmatigheid, verburgelijking en consumptiementaliteit. Naast de gevaren zijn er de uitdagingen:

In een “cultuur van de dood” dienaar zijn van het leven,

een tegengif tegen de ontluistering van de geest,

geloof in de vreugde van het leven volgens de evangelische zaligsprekingen. De religieuzen zijn niet uit op het applaus van de samenleving, zij geloven in de verborgen kracht van het Godsrijk, en vinden hun identiteit in onvoorwaardelijke liefde en toewijding, waarmee een leven gevuld kan worden en zijn volle betekenis kan krijgen.

Klein in getal, moeten religieuzen des te meer zuurdesem zijn en gist, teken en profetie… Aan ieder lid van de gemeenschap wordt een overtuigde en persoonlijke deelneming gevraagd aan het leven en de zending van de communiteit.

Het centrale deel van de Romeinse tekst wordt gevormd door een pleidooi om de spiritualiteit voorop te stellen: hier wordt de titel: opnieuw vanuit Christus vertrekken, uitgewerkt.

Waarin bestaat onze heiligheid, onze heelheid? Om te zien of allerlei voedingswaren deugdelijk zijn, heilzaam, staat tegenwoordig dikwijls een datum vermeld van uiterste houdbaarheid. De houdbaarheid, de heelheid van een mens wordt enkel gegarandeerd door de liefde van God die ons behoud is. We mogen ervan verzekerd zijn dat Hij ons het eerst heeft liefgehad. Zonder Hem kunnen wij niets, in Hem kunnen wij alles. Het gaat erom Hem in ons leven te vinden, ons met Hem verbonden te weten, en zo onze weg te gaan in zijn kracht en met zijn licht. Die liefde bewaart en heiligt; personen en gemeenschappen, het huwelijk en iedere vorm van communio tussen mensen op alle niveaus.

Hoe kunnen wij concreet Christus ontmoeten? Waar kunnen wij het gelaat van de Heer aanschouwen? Hij is aanwezig op vele manieren, in vele gedaanten, in Woord en sacrament, in de kerkelijke gemeenschap, en bijzonder in de armen, de kleinen, de lijdenden, en de behoeftigen. Deze overtuiging staat haaks op wat dikwijls geldt in de samenleving. Daar is in tel wat macht heeft, wat schittert. “ Wij kunnen het gelaat van de Zoon Gods herontdekken, het is tegelijk een door lijden getekend gelaat en het verheerlijkte gelaat van de Verrezene. Hij is aanwezig in het leven van alledag, maar een gelovige blik is nodig om Hem te herkennen, een blik die gescherpt is door de vertrouwdheid met Gods woord, met het sacramentele leven, het gebed, en de beoefening van de naastenliefde, want alleen de liefde maakt mogelijk het mysterie volledig te kennen.

Gebed en de contemplatie bieden de gelegenheid met het Woord van God in relatie te treden, en tegelijk worden zij erdoor gevoed. Zonder een inwendig leven van liefde dat het Woord, de Vader, de Geest aantrekt, kan er geen blik van geloof bestaan; bijgevolg verliest het leven dan langzamerhand zijn zin, het gelaat van de broeders wordt dof en men kan er onmogelijk het gelaat van Christus in herkennen, de gebeurtenissen van de geschiedenis worden ambigu, zelfs hopeloos, men ziet de apostolische en caritatieve zending als zinloos, verloren moeite.

Opnieuw vertrekken vanuit Christus gaat van hieruit ook betekenen dat wij proberen de gemeenschap waartoe wij behoren, kloosterlijk, familiaal of institutioneel, in dit licht te beleven. Ubi caritas et amor, Deus ibi est. “ De vreugde en het lijden van onze zusters en broeders delen, hun verlangens aanvoelen, en noden beantwoorden, het positieve in de ander te zien, de ander te aanvaarden en te waarderen als een gave van God. Zo geven wij inhoud en diepte aan ons bij elkaar horen, zo krijgt het uitstraling naar anderen toe, hebben wij iets te bieden aan de verscheurde en verbrokkelde, getraumatiseerde samenleving, vanuit Christus, maar niet in angstige beslotenheid, maar open en uitnodigend naar anderen toe.

De tekst van de Romeinse Congregatie suggereert een communio in steeds wijdere kringen. Wie een steen in het water gooit ziet hoe de golfbeweging van het water zich voortzet naar buiten. Als Christus in ons leven komt wordt Hij het centrum, en daaromheen ontstaan steeds ruimere kringen, die niemand willen buitensluiten.

Het evangelie biedt ons een centrum en een fundament voor zeer ruime actie. “Vanuit Christus vertrekken” nodigt met name de religieuzen daartoe uit en onderstreept de actualiteit van hun roeping. Maar uiteraard kunnen alle gelovigen die hun leven als christen serieus nemen zich hierdoor laten inspireren, en de uitnodiging aannemen om, vanuit Christus, de dialoog aan te gaan met anderen. Zowel binnen de kerk, als oecumenisch en interreligieus. De slotparagrafen verwijzen naar de noden die momenteel bijzonder gevoelig liggen, de kwesties van arm en rijk, de ecologische problematiek, de golf van materialisme, het misprijzen van de fundamentele mensenrechten. Christus biedt ons in zijn Persoon een ordeningsprincipe aan waarin alle dingen hun ware zin krijgen. In onze tijd geldt dat de grote verhalen hebben afgedaan. Gelukkig is Christus is meer dan een verhaal. Hij is Gods Woord in Persoon, die voor ieder van ons toegankelijk wil zijn, met wie wij kunnen communiceren en een levende relatie aangaan, die als eens op de weg naar Emmaus, aanwezig komt als reisgenoot, en ons inspirerend de weg wijst. De Christenen hebben dat Woord van generatie op generatie doorgegeven. Uit de apostolische tijd is ons de merkwaardige brief aan Diognetes bewaard, te dateren rond het jaar 150. Deze laat zien hoe de eerste christenen zich naar buiten richtten om de wereld het Goede Nieuws te melden. De anonieme schrijver wijdt uit over Gods goedheid en mensenliefde, die Hij geopenbaard heeft in zijn geliefde Zoon. Hij getuigt de aarde schiep omwille van de mens aan wie Hij ook het koninkrijk beloofde. Hij zegt dan: “Wanneer u dat weet, met welk een vreugde denkt u vervuld te zullen worden? Of hoe zult u Hem liefhebben die u tevoren zo heeft liefgehad? Door Hem lief te hebben zult u navolgers van zijn goedheid zijn. En verbaas u niet als een mens navolger van God kan worden. Hij kan het, als God het wil.”

De voorbije 20e eeuw is de eeuw geworden van de martelaren. Op initiatief van de paus zijn de getuigenissen in Rome verzameld. Andrea Riccardi, een van de pioniers van de gemeenschap van Sant Egidio, heeft er een lijvig boek aan gewijd. Daarin schrijft hij over de sovjetkampen op de Solovki eilanden in de Witte Zee. Ooit een bedevaartsoord in het heilige Rusland. Door de communisten tot een oord van verschrikking gemaakt, waar meer dan een miljoen mensen een lijdensweg hebben afgelegd, met name de clerus en de religieuzen. Maar in dat aardse vagevuur werden mensen gelouterd van alles wat hen verdeeldde: verschil van kerk en ritus was niet langer obstakel om elkaar te respecteren en lief te hebben. Iemand die er getuige van was heeft geschreven: “Wie van ons op een dag het geluk zal hebben in de wereld terug te keren, zal moeten getuigen van wat wij hier nu zien. En wat wij zien is de heropleving van het zuivere en authentieke geloof van de eerste christenen, de eenheid van de kerken in de persoon van katholieke en orthodoxe bisschoppen die eensgezind aan de onderneming deelnemen, een eenheid in liefde en nederigheid.”

Het zou toch wel erg met de mensen gesteld zijn als uitsluitend in zulke extreme situaties als in de concentratiekampen zo´n kernen van christelijk gemeenschapsleven konden bestaan. Daarom is het goed dat er kloostergemeenschappen blijven, en abdijen van monialen of monniken waar geprobeerd wordt om het evangelie gestalte te geven.

En wij merken dat velen daar met een grote geestelijke honger naartoe komen. Wat zij bovenal verwachten is het zien van gemeenschap, het ervaren van eenheid.

(......)Die vreugevolle beleving van het evangelie is precies wat onze in problemen verstikkende welvaartmaatschappij nodig heeft. Father Timothy Radcliffe, de vorige Magister Generaal van de Dominicanen, zegt zijn roeping te danken aan een benedictijner oudoom: “hij was een man die altijd blij was, hij was de meest vreugdevolle mens die ik ooit ontmoette.” … “Wij kunnen geen verkondigers zijn van het Koninkrijk als we er ongelukkig bijlopen.”

Wat de religieuzen betreft zegt Radcliffe: “de geloften betekenen niets als ze van ons niet mensen maken die in staat zijn vreugde uit te stralen, die de genoegens overtreft die door de reclame zo worden aangeprezen”. Hij citeert een minderbroeder die zegt: `de zee is niet zo gevuld met water als ik gevuld ben met vreugde´. Voor de gehoorzaamheid had hij Benedictus´ Regel kunnen noemen die voorschrijft dat de broeders blijmoedig dienen te gehoorzamen omdat God houdt van de blijde gever. “De enig mogelijke rechtvaardiging van de gelofte van zuiverheid is dat ze ons gelukkig maakt”, zegt Radcliffe. “De zuiverheid is een intrede in de volle en onbegrijpelijke vreugde van de Vader in de Zoon, en van de Zoon in de Vader, een vreugde die de H. Geest is.” Hij voegt er met zijn humor aan toe: het is waar dat er tijd nodig is om bepaalde diepe genoegens te ontdekken. Het heeft jaren geduurd voor ik van whisky genoot, maar nu houd ik ervan. Ik ben steeds bezig met te werken aan de zuiverheid.” “Het celibaat is een verstikkend harnas, zolang het niet beleefd wordt vanuit de overstromende liefde van God op alle mensen. … Het is heel eenvoudig een manier om deugd te beleven aan de mensen.” Overigens: bij Benedictus betekent castitas onbaatzuchtigheid.

Radcliffe is een apostel van de vreugde. Hij kent de ellende in onze wereld. Hij heeft de brandhaarden van het geweld, de plekken van eindeloze troosteloosheid bezocht in Oost Europa, in het Midden Oosten, in Afrika, overal ter wereld. Hij weet dat wij niet meer kunnen dan kleine lichtpuntjes in leven houden. Hij heeft ze gezien: toegewijde missionarissen, moedige ontwikkelingshelpers, dappere kinderen. En hij gelooft dat elk lichtpuntje, elk vlammetje, het vermogen heeft om te groeien, en de duisternis te overwinnen. Belangrijker dan onze structuren is die vreugde, die opbloeit in gemeenschap, in eendracht van hart, toeleg op gebed, viering, lofprijzing, dienstbetoon. Zonder deze inhoud blijven structuren een leeg staketsel, een dor karkas. Maar echte gemeenschap heeft wel behoefte aan dragende delen. Ook in de jonge kerk zien we de behoefte de gemeenschap te ordenen om haar te bevestigen.

Het is een goede zaak dat in het bisdom Haarlem met veel beleid, en met groot gevoel voor de wezenlijke waarden, moedig gepoogd wordt om door bevordering van goede samenwerking wegen uit te zetten naar de toekomst. Met een open oog voor de noden en de mogelijkheden van dit moment: de groeiende schaarste aan gewijde ambtsdragers, de aanwezigheid van vakbekwame pastorale werk/sters, en de mogelijkheid een beroep te doen op goed opgeleide catechisten en op vrijwillig(st)ers die het pastoraat mede dragen. In dankbaarheid voor het verleden, maar zonder eronder gebukt te gaan dat de tijden veranderd zijn. Gelovend dat de Heer met de nieuwe tijden nieuwe wegen geeft, dat wij zijn gelaat mogen vinden en vol vertrouwen op zijn zegen en op de bescherming van de Moeder van Jezus. Van die zegen en die bescherming zijn wij zeker. Wat ik u daarbij toewens is dat uw werk, uw inzet, en uw concrete voorstellen ontvangen mogen worden in die geest van welwillendheid en vriendschap, waarvan kardinaal Kasper voortgang in de oecumene verwacht, maar die allereerst tot bloei moge komen binnen onze kerk, zodat zij aantrekkelijk wordt in waarheid en liefde.

Persdienst Bisdom Haarlem / Wim Peeters


Voor het laatst gewijzigd: