Mirakel van Amsterdam heeft bijzonder jubileum 17 februari 2004

Amsterdam beleeft dit jaar een bijzonder jubileum. Op 3 oktober is het precies vijfhonderd jaar geleden dat de toenmalige bisschop van Utrecht, markgraaf Frederik van Baden, aan de stad en met name haar geestelijkheid toestond om het feest van het Sacrament van Mirakel met bijzondere luister te vieren. "In 't jaar 1504, den 3 October, heeft Frederik van Baden, Bisschop van Utrecht, om de gedagtenis van dit mirakel te vereeuwigen, een processi en kerkelijke getijden ingestelt". ("Oudheden en Gestichten van Amstelland, NoordHolland en Westvriesland", Leiden 1728). En wie iets meer weet van de geschiedenis van Amsterdam die kent de bijzondere betekenis die het Mirakel voor de stad heeft (gehad).

Op 16 maart 1345 vond in Amsterdam een eucharistisch wonder plaats.

Op 15 maart 1345 lag een man in een huis aan de huidige Kalverstraat ziek op bed en vreesde te sterven. Hij liet een priester roepen om hem te bedienen en van het Heilig Sacrament te voorzien. Na het ontvangen van de Hostie kreeg de zieke braakneigingen en moest tenslotte overgeven in het brandende haardvuur van zijn kamer. Enige tijd later bleek dat hij niet alleen de hostie onbeschadigd had uitgebraakt, maar dat bovendien het vuur deze niet had aangetast. De Hostie zweefde in de vlammen.

Gravure van de Heilige Stede
Gravure van de Heilige Stede

Was dat nog niet miraculeus genoeg: de Hostie die de volgende dag door de priester van de Oude of Nicolaaskerk weer was opgehaald, keerde vanuit de Oude Kerk op wonderbaarlijke wijze in het huis van de man terug. Het was een nieuw mirakel dat zich daarna nog eens tweemaal herhaalde. (o.m. naar: Amsterdam Mirakelstad, 1995)

Al spoedig was er een grote toeloop van pelgrims. Op de plaats van het wonder, een woonhuis tussen de Lane (later Kalverstraat) en de oude Amstelloop (thans Rokin) verrees in de vijftiende eeuw een gotische kerk, de Heilige Stede, naast de beide parochiekerken (de Oude (1334) aan de stadspatroon Sint Nicolaas toegewijd, de Nieuwe of Grote Kerk (1413) aan Maria, en Catharina van Alexandrië). Vanuit het westen werd een speciale bedevaartweg aangelegd vanaf de toenmalige stadsgracht, de Heilige Weg, waarvan reeds twee jaar later (1347) sprake is.

In 1500 vierde de katholieke Kerk het Heilig Jaar (zoals nog onlangs, in 2000). Aangezien het voor mensen uit onze streken bezwaarlijk was om de lange pelgrimage naar Rome te maken (waar men, door een bezoek aan de vier aartsbasilieken, de speciale aflaat kon krijgen) vroeg de landsheer der Nederlanden, de Aartshertog Philips van Oostenrijk, verlof om deze aflaat in de Nederlanden te kunnen verkrijgen. Paus Alexander VI verleende dit verlof voor de stad Amsterdam, waar ter verkrijging van de bijzondere gunst de kerk van Sint Nicolaas en de heilige Stede (als bedevaartskerk) bezocht moesten worden.

Amsterdam kreeg grote aantallen pelgrims te verwerken (schattingen zeggen dat in de maand van het mirakelfeest wel 30.000 pelgrims de stad - die zelf amper 10.000 inwoners telde - bezochten) en zo nam de betekenis van het Feest toe. Op 3 oktober 1504 bepaalde voornoemde bisschop van Utrecht dat het Feest werd opgewaardeerd. Zo zouden de formulieren van het feest en zijn octaafdag vóór alle andere feesten gaan, met uitzondering van het Hoogfeest van Maria Boodschap. Zijn opvolger, Georgius van Egmond, heeft deze bepalingen bevestigd en uitgebreid tot het hele octaaf in 1555.

Vanaf 1504 is de betekenis van Amsterdam als bedevaartsoord snel toegenomen. Toen zijn ook door de Amsterdamse kunstenaar Jacob Corneliszoon van Oostzanen schilderingen gemaakt die het wonder verbeeldden, voor de kapel van de Heilige Stede. Er kwamen gebrandschilderde ramen, gobelins en beschilderde doeken. Van dit alles resten slechts enkele fragmenten van de muurschilderingen, thans in eigendom bij de Nieuwe Kerk.

Persdienst Bisdom Haarlem / Wim Peeters


Voor het laatst gewijzigd: