Waarom zou je geloven?
gepubliceerd: woensdag, 28 januari 2015
Geloven is niet vanzelfsprekend. Wie gelooft in God moet zich vaak verdedigen. In onze samenleving is het zo ongeveer de norm dat je - als je al gelooft - dat achter de voordeur houdt.
Terwijl het in de Verenigde Staten opzien baart als de president een toespraak niet afsluit met “God bless America”, wordt in ons land zelfs een vage verwijzing naar een Opperwezen slecht geaccepteerd. Een landelijk dagblad (Trouw) kwam de afgelopen maand groot met een onderzoek waaruit bleek dat 25% van de bevolking atheïst is en 60% ‘ietsist’ of agnost. Ietsisten geloven dat er ’iets moet zijn’, agnosten vinden dat je niet kunt weten of er een God bestaat. In een tweede onderzoek van dezelfde krant kwam naar voren dat voor veel mensen religie zelfs de bron is van alle kwaad. Waarom zou je nog geloven?
Waarom geloven mensen niet?
Als je goed leeft, een goed mens bent, is dat niet voldoende? En trouwens: als je gelooft, wat maakt het eigenlijk uit wat je gelooft? En hoe kun je weten of het waar is wat een geloof je voorhoudt? Laten we de vraag eerst eens omdraaien: waarom geloven mensen niet? Misschien moeten we eerst vaststellen dat de invloed van de omgeving een rol speelt: in sommige kringen hoor je er gewoon niet bij als je zou zeggen dat je gelooft. Verder kan het voorkomen dat mensen grote moeite hebben met de gedachte dat er een God is die morele normen geeft, die je zegt waaraan je je zou moeten houden. Sommige mensen ervaren een persoonlijke God als bedreigend. Anderen vinden het wel fijn als een godsdienst warmte geeft, mooi is, of dat ze in de kerk mensen vinden die hen steunen, maar verliezen de relatie met geloof en kerk als ze daar niet meer zo’n behoefte aan hebben.
Geloof heeft dus ook met allerlei heel gewone aspecten van je leven te maken, bijvoorbeeld: wat voor mens ben je, hoe sta je in het leven? Verder is de opvoeding heel belangrijk: als je van huis uit een opvoeding in het geloof hebt meegekregen, is er toch een basis waarop je kunt terug vallen, ook al ga je een tijdlang andere wegen. Tegenwoordig zijn veel mensen niet persoonlijk met God of geloof in aanraking gekomen, ze horen voornamelijk negatieve berichten over ‘religie’ in het nieuws. Ook zijn er mensen die negatieve ervaringen hebben opgedaan met vertegenwoordigers van de kerk, waardoor ze het geloof als huichelarij ervaren. En veel mensen hebben een ‘gevuld’ leven, waarin weinig tijd is voor diepgaande reflectie op de zin en de waarden van het leven.
Zoeken naar waarheid, naar wijsheid
Daarnaast zijn er ook mensen die zoekend zijn, die de waarheid willen leren kennen, tot inzicht en wijsheid willen komen; zij vergelijken en zoeken wat goed en beter is, gaan meer op de inhoud dan op uiterlijke zaken af. Missionarissen kwamen in voorbije eeuwen in culturen waar mensenoffers weren gebracht, waar honderden onschuldige mensen werden verbrand als de koning stierf of duizenden mensenoffers werden gebracht bij de inwijding van een tempel voor een zonnegod, waar vrouwen als ‘bezit’ werden gezien en rooftochten werden gehouden om slaven buit te maken.
Toch waren in die culturen mensen, soms zeer velen, die de blijde boodschap van het evangelie hebben aangenomen en de liefde, nederigheid en zelfgave die Jezus predikte mooier en beter vonden dan de opvattingen van hun cultuur en die uiteindelijk voor Christus hun leven hebben gegeven. Zulke mensen zullen er altijd zijn: mensen die zich willen laten aanspreken door wat edel, goed en waar is, die daar in hun leven naar op zoek zijn en leven naar de inzichten die zij opdoen. Maar voor velen gaat dat te ver. Veel mensen kijken naar anderen, naar wat men vindt en denkt en zij gaan daarin mee. Toch zit het verlangen naar wat edel, goed en waar is in iedere mens, want zo zijn we geschapen.
Ik weet het niet
Wat is geloven? En waarom zou je geloven? Laten we eerst vaststellen dat iedereen gelooft. Ook een atheïst gelooft. Hij gelooft dat God niet bestaat. Ook dat is een geloof, net zo goed als het geloof dat Hij wél bestaat. Maar er zijn meer agnosten en ietsisten, mensen die zeggen: “Ik weet het niet. Ik weet niet wie mij op de wereld heeft gezet, of waar de wereld vandaan komt en of er een bedoeling is van mijn bestaan en waarheen ik op weg ben. Ik weet zo verschrikkelijk weinig, ik ben maar een stofje in het heelal.”
De grote denker Blaise Pascal schrijft vrij scherp over iemand die zo in elkaar zit: “Wie zou een vriend willen hebben die zo denkt? Wie zou aan zo iemand zijn zaken toevertrouwen? Wie zou hem om raad vragen? Wat heb je aan zo iemand?” Hij vergelijkt mensen die redeneren “Ik weet het niet of God bestaat” met iemand die de eigendomspapieren van een huis krijgt als erfenis. Zal hij dan denken: misschien zijn die papieren wel vals? En als hij dat denkt, zal hij het dan niet onderzoeken? Zo is het eigenlijk met ons, vindt Pascal: we hebben het burgerrecht van de hemel gekregen, er worden grote beloften aan ons gedaan, dan willen we toch weten of die echt zijn of niet? Dan moeten we dat dus onderzoeken.
Pascal zegt daarover nog: “Het is voor het hele leven van belang of we sterfelijk of onsterfelijk zijn. Ook voor de moraal maakt dat het grootste verschil.” En: “Het gevaar bestaat dat je een eeuwigheid van ellende binnen gaat. Dat kun je toch niet rustig afwachten? Zo kun je toch je leven niet slijten? Je kunt niet kiezen voor een levenslange onwetendheid. Je kunt niet blijven zeggen: Ik weet het niet...” En hij vergelijkt de mensen op aarde met mensen die gevangen zitten en zelf ter dood veroordeeld zijn, terwijl er iedere dag een paar mensen gedood worden voor de ogen van de anderen.
Pascal schrijft dat het dan toch logisch is dat je over die situatie nadenkt en aan dat noodlot probeert te ontsnappen (Blaise Pascal, Gedachten over de godsdienst). Pascal trekt een vergelijking met het leven van mensen op aarde: zij komen op aarde, leven er een poosje om weer dood te gaan. Is dat alles? Het zou toch vreemd zijn als mensen die belangrijkste vraag van hun leven niet willen onderzoeken? Het gaat om de belangrijkste vraag van ons leven, om de betekenis en het doel van ons bestaan. We zouden toch gek zijn als we geen antwoord zoeken op die vraag?
Geloof en twijfel
Als je niet gelooft, leef je als het ware in een kamer zonder ramen, zonder uitzicht: het houdt op bij de dood. Als je wel gelooft, leef je in een kamer met openslaande deuren naar een terras met een prachtig vergezicht. Je bent als mens een heel ander mens, met een heel andere betekenis, een heel andere waarde als er een God is die je liefheeft en die jou eeuwig gelukkig wil maken. Het geloof stelt je in het bezit van het meest kostbare en waardevolle...
Maar het is niet zo simpel. Als er geen redenen waren om te geloven, als er niets was wat op het bestaan van God wees, zou je ongelovig worden, dan zou het onredelijk zijn dat in alle culturen en in alle tijden zoveel mensen in God geloven. Dan zouden we moeten zeggen: “Die mensen zijn dom of onderontwikkeld. Als ze wat meer wetenschappelijk zouden leren denken, zouden ze dat domme geloof wel achter zich laten.” Maar zo is het niet! Ook onder grote natuurkundigen en andere wetenschappers zijn gelovigen. Aan de andere kant: als we overal bewijzen vonden voor het bestaan van God en er geen dingen waren of gebeurtenissen die we niet begrijpen of die ons geloof op de proef stellen, dan zouden we veilig en rustig geloven en is er geen reden om te twijfelen.
Maar er zijn te veel bewijzen om te ontkennen dat God bestaat en er zijn te weinig bewijzen om helemaal zeker te zijn zodat iedere twijfel uitgesloten is. Kun je God bewijzen? Ja en nee. Sommigen zeggen van niet. Inderdaad kun je God niet bewijzen zoals je een bepaalde stof aan kunt tonen of een nieuwe diersoort (hoewel volgens sommige denkers ook dat alleen perceptie is en niets in zich bestaat). Als het over God gaat, gaat het ook over onszelf, want geloven is uiteindelijk: je aan Iemand toevertrouwen. Heel iets anders dus dan wanneer je aanvaardt dat iemand een bepaald medicijn heeft uitgevonden of een stof heeft ontdekt: dat blijft in zekere zin buiten ons staan, maar geloven heeft directe consequenties voor het hele leven: geloven is een stap van innerlijke overgave. Anderen zeggen dat je het bestaan van God toch op een bepaalde manier kunt bewijzen. Thomas van Aquino geeft vijf godsbewijzen, die hij de vijf wegen naar God noemt; John Henry Newman schrijft over het Godsbewijs van het geweten: ons geweten is een innerlijke stem die ons leert wat goed of fout is.
De sprong van vertrouwen
De denker Blaise Pascal had weer een eigen soort “Godsbewijs”: je moet gewoon beginnen, de sprong van vertrouwen wagen. Door dat te doen kom je erachter en krijg je het bewijs. Pas als je de sprong neemt, je in het geloof werpt, erin gaat staan, kun je met hart en ziel geloven. Het is te vergelijken met een kerk bij dag: als je van de buitenkant kijkt lijken de ramen donker en lelijk, van binnen zie je dat het prachtige glas-in-lood-ramen zijn. Je moet dus eerst de stap zetten. Dus ook die atheïst moet eerst ergens innerlijk aarzelen of twijfelen, er moet ergens een scheurtje in zijn harnas of pantser ontstaan, om echt te gaan zoeken, want met een zuiver rationeel redeneren, terwijl je er als buitenstaander naar kijkt, kom je er nooit!
Dat scheurtje zal er zeker komen. Misschien dat op dat moment een opening ontstaat naar iets nieuws, naar God. Waarom ga je geloven? Niet omdat je redenerend concludeert dat iets waar is, als bij een wiskundige som. Geloven is geen ideologie, wel een ideaal, een bezieling die leidt tot liefde. Om van harte te geloven moet ergens een vonk overspringen, een band ontstaan van hart tot hart. De voorwaarde daarvoor is onze openheid. Die vonk die overspringt heet genade. We geloven door de genade en en onze openheid daarvoor; dan zie je allerlei tekenen die ons geloof ondersteunen. Spring maar, met vertrouwen!
mgr. dr. Jan Hendriks
titulair bisschop van Arsacal
Hulpbisschop van Haarlem-Amsterdam