Vaar naar het diepe en gooi je netten uit...
gepubliceerd: woensdag, 11 december 2013
Kort geleden zijn voor ons bisdom vier diakens gewijd en hebben twee catechistes hun zending ontvangen. De homilie van de bisschop past goed bij de Kerstgedachte. Daarom publiceren we hier een iets verkorte versie.
Een groot theoloog heeft ooit gezegd: “De kerk bestaat door de zending, zoals het vuur bestaat door te branden”. Een kerk die teveel met zichzelf bezig is zal verkommeren.
De huidige paus hamert daar steeds weer op en ook Christus zelf blijft mensen roepen om Hem te volgen en op weg te gaan om te verkondigen, te helen, te redden en zielen te winnen voor God. Maar aan roeping gaat iets vooraf. Het is nog nooit gebeurd dat iemand geroepen werd die lauw was of onverschillig. Daar vindt de Geest geen toegang. Er moet tenminste een innerlijke onrust zijn, een eerlijk zoeken naar waarheid, naar gerechtigheid, een grondverlangen naar God. We zien het overal in de Bijbel.
Zacheus was een tollenaar, een corrupte belastingambtenaar, maar niet tevreden met zichzelf. Hij klom in de boom van zijn verlangen, zoals de paus het zo mooi formuleert, om Jezus alleen maar te zien. Daar kon de Heer iets mee. Paulus was vol ijver op weg naar Damascus om christenen in de boeien te slaan. Zijn missie was kwaad, maar zijn ijver oprecht. Genoeg voor de Heer om in zijn leven binnen te treden en het volledig om te vormen. Gods roeping is nooit een soort algemene oproep aan de massa, zoals politici of leiders van mensen doen. Nee, Hij heeft ons gemaakt. Hij kent ons van eeuwigheid af en kijkt naar ieder van ons met oneindige liefde. Hij roept altijd bij naam. “Zacheus, kom naar beneden…’ Saul, waarom vervolg je Mij?” “Martha, wat maakt je je druk om veel dingen…” Soms komt de roeping heel vroeg, zoals bij de jonge Samuel die zijn naam hoort roepen, maar niet weet dat het de Heer is. Soms komt de roep heel laat, zoals bij Mozes, die ongeveer 80 jaar oud was en eerst 40 jaar in de woestijn moest verblijven voordat hij rijp was voor z’n roeping en zending.
Licht in de duisternis
En als je je geroepen weet om te werken in de wijngaard van de Heer, wat moet je dan doen? Ook daarop geeft de Schrift een antwoord. Laat je leiden door het woord van de Heer dat tot je komt door de kerk en door het evangelie. “Vaar naar het diepe en gooi je netten uit”, luidt de opdracht van Jezus aan Petrus en de anderen. Het diepe is de plaats waar weinig licht meer doordringt. Zo zijn ook wij geroepen om allereerst naar het diepe te varen, naar de plaatsen waar mensen in duisternis zitten, in vertwijfeling en zonde, maar ook in materiële armoede en nood. Daar vang je het meest, want daar ligt het hart van de Heer. Straks met Kerstmis vieren we dat Hij dat zelf heeft waargemaakt door te komen in de armoede van een stal. In diepe nood is de ontvankelijkheid voor het woord van God vaak groter. Juist wie beseft dat hij in de duisternis is, gaat op zoek naar het licht. Wie denkt in het licht te zijn, kan zich vergissen en vervallen in zelfgenoegzaamheid. Zoals iemand ooit zei: “Het is een christelijk werk om heidenen te bekeren, maar het is een heidens werk om christenen te bekeren”.
Je zult in je ambt en zending ontvankelijkheid ontmoeten, maar ook weerstand. Zo was het ook bij de Heer. Je zult mensen treffen die onverschillig zijn voor Gods belofte. Dat is de moeilijkste categorie. Of mensen die wel willen geloven, maar niet kunnen. Ga met hen op weg. De Heer zal wel komen op Zijn tijd. Maar er zijn ook mensen die eigenlijk wel kunnen geloven, maar niet willen. Ook dat bestaat. De schrijver en atheïst Aldous Huxley zei ooit: “Ik denk dat God een illusie is, omdat ik niet wil dat Hij echt bestaat”. Voltaire bekende ongeveer hetzelfde en schreef: “Toen ik onkuis begon te leven, ben ik gestopt met geloven”.
Ik herinner me dat een jongen in een jeugdgroep er eens uit flapte: “Ik geloof wel in God, maar eigenlijk zou ik liever niet geloven”. Hij had een beeld van God als Iemand die veel leuke dingen tegenhoudt. Ik denk dat onbewust veel mensen zo’n gevoel hebben. Het is onze taak om dit beeld te corrigeren. Vertel de mensen wie ze zijn, hun waardigheid als kinderen van God en erfgenamen van het Koninkrijk. Vertel wie God is: Een Vader die met eeuwige liefde op hen wacht. Een God die mens geworden is om onze lasten te dragen en onze zonden te vergeven als we ze eerlijk berouwen. Die voor ons een weg gebaand heeft naar de hemel. Laat mensen de kracht en vreugde van dit geloof voelen. Dan pas zullen ze in staat zijn ook de leer en moraal die daarmee onverbrekelijk samenhangt te begrijpen en te aanvaarden.
De velden staan wit van de oogst
Soms zul je geconfronteerd worden met grote verwachtingen. Toen ik zelf pas gewijd was, werd ik eens uitgenodigd om te praten met enkele tieners met geloofsvragen. Toen ik daar kwam, bleek er tot mijn schrik een groep van zo’n 12 jongeren in een grote kring te zitten, terwijl tussen de schuifdeuren een soort tribune gemaakt was waar de ouders op zaten. Ze dachten waarschijnlijk: ‘Nu hebben we een nieuwe jonge kapelaan en die zal het ze wel eens goed vertellen’. Zo van: ‘Bekeert u ze maar, wel graag voor tien uur vanavond’. Je doet maar een schietgebedje en begint. Het diepe kan alle mogelijke vormen aannemen, maar laat je door niets weerhouden om daar je netten uit te werpen. Toen de apostelen dat deden, waren de netten zo vol dat ze scheurden. Dat staat er niet voor niets. Ook onze netten zullen af en toe scheuren. Sommige vissen zullen er weer uit willen. Soms is het net van de kerk te zwak, te menselijk, om de grote vangst te kunnen vasthouden. Dat beleven we in zekere zin in onze tijd. Tegelijk staan de velden wit van de oogst. Er gebeurt zoveel in deze wereld dat mensen hun aardse zekerheden beginnen te verliezen. Sommigen vluchten in schijnzekerheden van volk, ras, natie. Anderen trekken zich terug in de geborgenheid van een kleine privé wereld en proberen die grote dreigende wereld met al z’n problemen en rampen buiten te sluiten. Dat is niet de weg van Christus. Treed alles onbevreesd tegemoet, vanuit de goddelijke kracht die je in je draagt en het vaste geloof dat de Heer in en door alles werkt en komt op Zijn tijd, in ons eigen leven en in de wereld. Dat vieren we met Kerstmis. Augustinus heeft die levenshouding misschien het mooiste geformuleerd. Hij schreef: “Vertrouw het verleden toe aan Gods barmhartigheid, het heden aan zijn liefde en de toekomst aan zijn voorzienigheid”.
+ Mgr. dr. Jozef M. Punt
Bisschop van Bisdom Haarlem-Amsterdam