Pausboodschap bij de Werelddag voor de Zieken
De hoop stelt niet teleur, maar versterkt ons in tijden van beproeving
Hieronder volgt de boodschap van paus Franciscus ter gelegenheid van de 33ste Wereldziekendag, die plaatsvindt op 11 februari, liturgische gedachtenis van Onze Lieve Vrouw van Lourdes, met als thema: “De hoop stelt niet teleur” (Rom. 5,5), maar sterkt ons in tijden van beproeving.
Hieronder plaatsen we de Nederlandse vertaling integraal. De boodschap van paus Franciscus kan ook als pdf worden gedownload:
Beste broeders en zusters,
Wij vieren de 33ste Wereldziekendag in het Jubeljaar 2025, waarin de Kerk ons uitnodigt om “pelgrims van de hoop” te worden. Hierbij begeleidt ons het Woord van God dat via de heilige Paulus ons een boodschap van grote bemoediging geeft: “De hoop wordt niet teleurgesteld” (Rom. 5, 5), wat meer is, het maakt ons sterk in de beproeving.
Het zijn troostende woorden die echter vooral bij wie lijdt, enkele vragen oproept. Bijvoorbeeld: hoe sterk te blijven, wanneer wij fysiek getroffen worden door zware, invaliderende ziekten, die behandelingen vereisen waarvan de kosten onze mogelijkheden misschien ver te boven gaan? Hoe dat te doen, wanneer wij behalve ons lijden het lijden zien van degene die van ons houdt en die zich, hoewel hij ons nabij is, zich machteloos voelt om ons te helpen? In al deze omstandigheden voelen wij de behoefte aan een steun die groter is dan wij: ons staat de hulp van God ten dienste, zijn genade, zijn voorzienigheid, de kracht die de gave van zijn Geest is (vgl. Catechismus van de Katholieke Kerk, 1808).
Laten wij dan een ogenblik stil blijven staan om na te denken over de aanwezigheid van God die wie lijdt, nabij is, in het bijzonder bij drie kenmerkende aspecten van die nabijheid: ontmoeting, gave en samen delen.
1. Ontmoeting
Wanneer Jezus de tweeënzeventig leerlingen uitzendt (vgl. Luc. 10, 1-9), spoort Hij hen aan tegen de zieken te zeggen: “Het Rijk Gods is u nabij” (v. 9). Dat wil zeggen, Hij vraagt om ook in de ziekte, hoe pijnkijk en moeilijk ook, de gelegenheid voor een ontmoeting met de Heer aan te grijpen. Als wij tijdens een ziekte immers enerzijds heel onze - fysieke, psychologische en geestelijke - broosheid als schepsel voelen, ervaren wij anderzijds de nabijheid en het medelijden van God, die in Jezus ons lijden heeft gedeeld. Hij laat ons niet in de steek en verrast ons vaak met de gave van een vasthoudendheid waarvan wij nooit gedacht hadden dat wij die zouden hebben en die wij alleen nooit zouden hebben gevonden.
Ziekte wordt dan een gelegenheid voor een ontmoeting die ons verandert, de ontdekking van een onwankelbare rots waaraan wij ons, kunnen vastklampen om de stormen van het leven onder ogen te zien: een ervaring die ons, ondanks wat we opofferen, sterker maakt, omdat wij ons er meer van bewust worden dat wij niet alleen zijn. Daarom zegt men dat pijn altijd het mysterie van het heil met zich meedraagt, omdat zij laat voelen dat de vertroosting die van God komt, nabij en echt is, zodat “men de volheid van het evangelie met al zijn beloften en leven leert kennen” (de heilige Johannes Paulus II, Toerspraak tot de jongeren, New Orleans, 12 september 1987).
2. De gave
En dit brengt ons tot het tweede aanknopingspunt ter overweging: de gave. Men realiseert zich immers anders nooit zoals bij het lijden dat iedere hoop van de Heer komt en dat het daarom vóór alles een gave is die ontvangen en gekoesterd moet worden, daarbij overeenkomstig de mooie uitdrukking van Madeleine Delbrê “trouw aan de trouw van God” blijvend (vgl. De hoop is een licht in de nacht, Vaticaanstad 2024, Voorwoord).
Alleen in de verrijzenis van Christus vindt overigens iedere bestemming van ons zijn plek aan de oneindige horizon van de eeuwigheid. Alleen van zijn Pasen komt de zekerheid dat niets, “noch de dood noch het leven, noch engelen noch boze geesten, noch wat is noch wat zijn zal, en geen macht in den hoge of in de diepte, noch enig wezen in het heelal ons zal kunnen scheiden van de liefde Gods” (Rom. 8, 38-39). En uit deze “grote hoop” komt iedere andere lichtstraal voort waarmee wij de beproevingen en de hindernissen van het leven kunnen overwinnen (vgl. Benedictus XVI, encycl, Spe salvi, 27.31). En dat niet alleen, de Verrezene is ook samen met ons op weg, omdat Hij onze tochtgenoot wordt zoals bij de leerlingen van Emmaüs (vgl. Luc. 24, 13-53). Net als zij kunnen ook wij met Hem onze ontsteltenis, onze zorgen en onze teleurstellingen delen, kunnen wij naar zijn Woord luisteren, dat ons verlicht en ons hart in vuur en vlam zet, en Hem herkennen die aanwezig is bij het breken van het Brood, en in zijn bij ons zijn, ook al is dat binnen de grenzen van het heden, “het hiernamaals” begrijpen dat door zo dichterbij te komen, ons weer moed en vertrouwen geeft.
3. Samen delen
En zo komen wij tot het derde aspect, dat van het samen delen. De plaatsen waar wordt geleden, zijn vaak plaatsen waar samen wordt gedeeld, waar wij elkaar verrijken. Hoe vaak leren wij aan het ziekbed van een zieke hopen! Hoe vaak leren wij geloven, wanneer wij iemand die lijdt, nabij zijn! Hoe vaak ontdekken wij de liefde, wanneer wij ons buigen over iemand die in nood is! Dat wil zeggen, wij realiseren ons dat wij voor elkaar, “een engel” van hoop, een boodschapper van God zijn, allen tezamen: zieken, artsen verplegers en verpleegsters, familieleden, vrienden, priesters, mannelijke en vrouwelijke religieuzen; daar waar wij zijn: in de gezinnen, in de poliklinieken, in de verzorgingstehuizen, in de ziekenhuizen en in de klinieken.
En het is belangrijk de schoonheid en de draagwijdte te beseffen van deze ontmoetingen van genade en te leren ze vast te leggen in de ziel om ze niet te vergeten en in het hart te bewaren: de vriendelijke glimlach van een werker in de gezondheidszorg, de dankbare en vertrouwvolle blik van een patiënt, het begripvolle en zorgzame gezicht van een dokter of een vrijwilliger, het gezicht vol van verwachting en bezorgdheid van een echtgenoot, een kind, een kleinkind of een dierbare vriend. Het zijn allemaal lichtjes die men moet koesteren en die in het duister van de beproeving niet alleen kracht geven, maar de ware smaak van het leven leren kennen in de liefde en de nabijheid (vgl. Luc. 10, 25-37).
Lied van hoop
BGeliefde zieken, geliefde broeders en zusters die de lijdenden uw bijstand verleent, in dit Jubeljaar hebt u meer dan ooit een bijzondere rol. Uw samen op weg zijn is immers een teken voor allen, “een loflied op de menselijke waardigheid, een lied van hoop” (bul Spes non confundit, 11), dat veel verder klinkt dan alleen in de kamers en de bedden van de zorgcentra waar u zich bevindt, door in de liefde “de harmonieuze samenwerking van heel de maatschappij” (ibid.) te stimuleren en aan te moedigen in een harmonie die soms moeilijk te verwezenlijken is, maar juist daarom zeer teder en sterk, in staat om daar licht en warmte te brengen waar daar het meest behoefte aan is.
Heel de Kerk dankt u hiervoor! Ook ik doe dit en bid voor u, u toevertrouwend aan Maria, Heil van de zieken, met de woorden waarmee zoveel broeders en zusters zich in nood tot haar hebben gericht:
Tot u nemen wij onze toevlucht,
wees onze bescherming,
heilige Moeder van God,
wijs onze gebeden niet af,
als wij in nood zijn, maar verlos
ons uit alle gevaren,
gij glorierijke en gezegende Maagd.
Rome, Sint-Jan van Lateranen, 14 januari 2025
+ Franciscus
(bron: rkkerk.nl)